Klik op foto !
|
'Van Gerleviswert tot Garrelsweer' |
|
Vanuit Delfzijl is het maar een korte fietstocht naar het dorp Garrelsweer, in een lange lintvorm gelegen aan weerszijden van het Damsterdiep dat in de 10e eeuw reeds voor een deel, onder de naam Delf, was gegraven. Het diep wordt, vanaf Appingedam, aan de noordzijde begrensd door de Alberdaweg en langs haar zuidzijde loopt de Stadsweg. Op een aantal plaatsen worden beide oevers door een brug met elkaar verbonden.
Aangekomen in Appingedam nemen wij de historische Stadsweg, ooit een belangrijke handelsroute van de stad Groningen, via Emden, naar Letland en Litouwen. Vandaag, zo stellen we het ons voor, is het vergeleken met toen een heel stuk rustiger op deze smalle weg: We komen slechts een enkele auto, een paar fietsers en enige tractoren tegen.
Van de aan de noordzijde van het diep gelegen Alberdaweg wordt dan wel iets meer gebruik gemaakt, maar ook hier overheerst de rust. In de jachtige tijd, waarin wij leven, kiest de mens voor de nog iets noordelijker gelegen provinciale weg N360, aangelegd in het midden van de vorige eeuw, die Delfzijl met de stad Groningen verbindt.
Na enige kilometers zien we aan de overzijde van het Damsterdiep de borg Ekenstein in het groen liggen. Het was de burgemeester van de Stad, Johan Eeck, die dit prachtig landgoed voor zich liet bouwen in 1648. Met recht kan dat een dappere daad worden genoemd, daar de relatie tussen Stad en Ommeland in die dagen zeer gespannen was.
Het landgoed dat 750 jaar lang in het bezit bleef van de familie Eeck is nu in gebruik als hotel en kan zeker als een aanrader worden genoemd voor de rustzoeker.
Hoewel de gedachte aan een lekker bakje koffie, op het terras van het landgoed,
bij ons opkomt fietsen we door en zien korte tijd later, tevens gelegen
aan de overzijde van het Damsterdiep, de volgende borg: Rusthoven uit 1686.
Opdrachtgever tot de bouw was dezelfde Johan Eeck die het als zijn buitenhuis
gebruikte. Later, in het jaar 1804, zou het bewoond worden door Johan Hendrik
Sissingh, de eerste burgemeester van Loppersum. Dit is een typische tichelborg,
zo genoemd omdat het verbonden was aan een tichelwerk ( steenfabriek ),
waarvan J.H. Sissingh eigenaar was van 1804 tot 1814. Na zijn dood zou
zijn echtgenote er nog tot 1836 de scepter zwaaien, waarna het werd overgenomen
door ene J.K. Uilkens. De laatste in de rij van eigenaren van steenfabriek
Rusthoven, die er nu helaas vervallen bij ligt, was de firma Erven J.K.
Uilkens: 1936-1965.
De borg Rusthoven, sinds 1985 in het bezit van de Groninger Borgen Stichting, valt onder het iets verderop gelegen dorp Wirdum en er worden nu tentoonstellingen van moderne kunst gehouden. De geschiedenis leert ons dat het bij dit dorp om een zeer oude nederzetting gaat. Reeds in de 13e eeuw wordt het als Vurti in een document - een lijst van inkomsten - van de abdij Fulda genoemd. Ondanks dat de fraaie wierde omstreeks 1916 grotendeels werd afgegraven is het nog altijd een bezoek meer dan waard, mede dankzij de aanwezigheid van het pittoreske kerkje , stammend uit de 13e eeuw, dat in bezit is van de Stichting Oude Groninger Kerken.
Naamsbekendheid verwierf het dorp door De Nieuwe Man van de auteur Thomas Rosenboom, tweevoudig winnaar van de Libris literatuurprijs. Hij gebruikte de hier gelegen oude scheepswerf Apol, door hem omgedoopt in Bepol, als decor in zijn zeer succesvolle roman. Ofschoon het hier dus niet om een op historische feiten gebaseerd verhaal gaat, geeft het toch een schitterend beeld van toen.
'Het was een stil kanaal geworden, het Damsterdiep; een paar kilometer
zuidelijker liep nu een ander kanaal van stad naar zee, een beter kanaal,
het Eemskanaal - met zo'n verbinding was Groningen zelf een zeehaven geworden,
en al wat nog aan het Damsterdiep lag maakte de indruk daar achtergebleven
te zijn, de dorpen, de bedrijven en uiteindelijk ook het diep zelf. Een
van die bedrijven was scheepswerf Bepol, een van die dorpen het gehucht
Wirdum, halverwege Delfzijl...' ( fragment uit De Nieuwe Man )
Hoewel de rust hier nog altijd heerst kan het Damsterdiep tegenwoordig niet echt meer als een 'stil kanaal' worden betiteld. Onder mensen die er van houden om de Groningse binnenwateren te bevaren is het populair, want het heeft vele open verbindingen met een groot marengebied en een goede verbinding met onder andere het Schildmeer.
In Wirdum, bij het kanocentrum Wirdumerklap, kan de liefhebber een kano
huren en dan bijvoorbeeld een kronkelende marentocht maken. Genietend van
de natuur en vele lieftallige dorpjes, die zo kenmerkend zijn voor de provincie
Groningen. Het bedrijf heeft een verhuurvloot van ongeveer een honderd
kano's beschikbaar. Men kan kiezen tussen 1- en 2-persoons kayaks en 3-,
4- en zelfs 12-persoons Canadese kano's.
Wij nemen afscheid van Wirdum en, na nog enige luttele kilometers, fietsen we onze eindbestemming voor vandaag binnen: Garrelsweer. Hoofddoel is de tentoonstelling Van Gerleviswert tot Garrelsweer die wordt gehouden in de Hervormde kerk en die een beeld schetst van de geschiedenis van het dorp dat met z'n 670 inwoners deel uitmaakt van de gemeente Loppersum.
In het jaar 1057 wordt Garrelsweer voor het eerst genoemd in een oorkonde. Het heet dan nog Gerleviswert. Een naam die waarschijnlijk uit het Oudfries komt en die verwijst naar een soort vis, de gerlefisk. Het kan de benaming van de vis geweest zijn die wij nu als steur kennen en die tot in het begin van de vorige eeuw nog werd gevangen in de Dollard.
De nederzetting 'steurwierde', in het begin bestaande uit slechts enkele
huisjes, wist in z'n omgeving nog een aantal wierden, zoals Enzelens. Ze
waren gesitueerd in een gebied waardoor zich maren kronkelden die nog in
open verbinding stonden met de zee die niet ver was. Nabijgelegen dorpen
als Westeremden, Loppersum en Zeerijp lagen toen nog aan een grote baai
die pas aan het eind van de 12e eeuw geleidelijk werd ingepolderd.
Garrelsweer zelf had via de Fivel een heel goede waterwegverbinding. In
de reeks Archeologie in Groningen, uitgegeven door Profiel te Bedum, verscheen
in december 2005 deel 2: Fivelboezem, de erfenis van een verdwenen rivier.
Een bijzonder interessant boek waarin uitgebreid wordt ingegaan op de Fivelboezem,
die brede zeearm die in de middeleeuwen dichtslibde. In het voorwoord schrijft
de heer Jan de Heer, wethouder van de gemeente Loppersum: 'De rivier de Fivel heeft iets magisch: al lang geleden dichtgeslibd en
bijna vergeten. Teruggebracht tot een meanderende slotenpatroon in een
agrarisch landschap.' Doordat het was dichtgeslibd moest er naar een andere verbinding worden
gezocht. De Delf - later Damsterdiep genoemd - werd gegraven en zou niet
alleen z'n naam aan Delfzijl verbinden, maar tevens Garrelsweer wederom
een verbinding met open zee geven.
In de oorkonde, van 1057, schenkt keizer Hendrik IV aan de aartsbisschop van Hamburg het recht om in Gerleviswert een markt te houden. In een andere bron wordt vermeld dat het dorp in 1057 van Adelbert van Hamburg het recht op markt, munt en tol heeft gekregen. En in een geschrift, uit 945, van de abdij van Fulda wordt in deze Enzelens ( 'Angeslengi' ) de wierde die bij het huidige Garrelsweer lag, genoemd.
Hoe het ook daadwerkelijk geweest mag zijn, feit is dat Garrelsweer zeker het volste recht heeft om z'n 950ste verjaardag te vieren.
Bij het binnenfietsen van het dorp zien we het schitterende Tjassensheerd
dat onder Enzelens valt. Eens een landbouwbedrijf, gecombineerd met een
steenfabriek die de naam Enselens droeg. Nu is het een woonboerderij geworden
en herinnert nog slechts het jaartal, 1874, op de woning aan vervlogen
tijden. De landerijen van Tjassensheerd zijn nog wel in gebruik, hierop
bevindt zich nu een nieuw veeteelt bedrijf.
De steenfabriek, gesloten in 1969, getuigt ook van een rijke historie.
Het waren de Romeinen die de baksteen in ons land introduceerden, maar
deze verdween met hun vertrek weer uit beeld. Het zou tot na 1100 duren
alvorens het terugkeerde. De reden om toch weer baksteen te gaan produceren
was dat er een gebrek aan natuursteen was ontstaan en er een grote behoefte
aan steen bestond voor het bouwen van kloosters, kerken en borgen. Het
Noorden liep bij deze ontwikkeling voorop. Dit is onder meer te zien aan
de kerk van Marsum die op basis van stijlkenmerken op het einde van de
12e eeuw kan worden gedateerd Wanneer steenfabriek Enselens in 1686 in
productie gaat staan in de provincie Groningen al zo goed als alleen maar
panden opgetrokken uit steen. Hoewel de steenfabricage in de jaren daarop
terugliep volgde er rondom 1800 een enorme bloeiperiode. Op een gegeven
moment telde de provincie maar liefst 28 fabrieken, waarvan alleen al een
negental, tussen Groningen en Delfzijl, langs het Damsterdiep! De vaarweg
was in vele opzichten belangrijk voor de industrie. Over het water werd
bijvoorbeeld turf, om de ovens mee te stoken, aangevoerd, en ook kon het
eindproduct langs deze weg worden afgevoerd.
Als grondstof werd bij Enselens in Garrelsweer, zoals elders in deze provincie, zeker ook Groninger klei gebruikt. Deze verschilt in eigenschappen sterk van klei zoals die elders in Nederland voorkomt en daardoor komt de steen van hier aan z'n eigen kleur die wel Groninger Rood wordt genoemd. De reden is gelegen in het feit dat de grondstof een vette zeeklei uit het Holoceen is, ijzerhoudend en kalkarm. En het is de verhouding van kalk en ijzeroxyde die uiteindelijk de kleur van de gebakken steen bepaald.
Als we doorfietsen worden we verrast door muzikale klanken die vanuit de Gereformeerde kerk tot ons komen. Op het geluid afgaand denken we dat een plaatselijk shantykoor aan het reperteren is.
Het deuntje, waarvan flarden tot ons komen, fluitend gaan we verder en zien aan de linkerkant van de weg De Stadse Juffer dat zichzelf aanprijst als vrolijk logeeradres. De prijzen blijken te liggen tussen 22 euro voor een 1-persoonskamer, inclusief gebruik van keuken en 35 euro per persoon per nacht voor bijvoorbeeld de grote rode kamer met kookgelegenheid en eigen douche en toilet.
Aangekomen bij de Hervormde kerk parkeren we onze fietsen tegen de haag en gaan naar binnen om te genieten van de tentoonstelling zoals die is samengesteld door de heer Geert Vos ( 64 ), voorzitter van de Stichting Historisch Garrelsweer en schrijver van het boek over de 950-jarige geschiedenis van het dorp dat eind november zal uitkomen.
Op de tentoonstelling stuiten we op een opmerkelijk feit. Het logenstraft hetgeen in al de vaderlandse geschiedenisboekjes staat geschreven, namelijk dat de Tachtigjarige Oorlog begon met de Slag bij Heiligerlee, op 23 mei 1568. In een opengeslagen kroniek lezen we dat reeds twee dagen daarvoor hier echter al strijd werd geleverd. Graaf Lodewijk, de broer van Willem van Oranje, raakte op 21 mei 1568 tussen Gerleviswert en het Vismaar met 150 soldaten en twintig paarden slaags met de soldaten van graaf Aremberg, die later zelf in de Slag bij Heiligerlee zou sneuvelen, en daarbij vielen zelfs negen doden.
In een artikel, gewijd aan de tentoonstelling, zoals dat werd geplaatst in het Dagblad van het Noorden, zegt de heer Vos: 'In 1057, op 25 april, dus dit jaar 950 jaar geleden, kreeg dit dorp markt-, tol- en muntrecht van keizer Hendrik de Vierde, samen met Winsum. Garrelsweer, toen niet meer dan een paar huisjes en een houten kerk, lag heel strategisch tussen de riviertjes de Delf en de Fivel en dreef veel handel in huiden en vlas. Tot in Estland en Letland zijn munten uit Garrelsweer teruggevonden.'
We dwalen nog enige tijd over de tentoonstelling en gaan dan naar buiten
om de kerk met aangebouwde consistorie, daterend van 1912, ook van buiten
te bewonderen en over het ernaast gelegen kerkhof, met nog enige oude grafzerken
uit de 17e en 18e eeuw, te wandelen. Maar aangezien we nog meer aan Garrelsweers
op ons papiertje hebben staan, wordt al snel de fiets weer gepakt.
Via het smalle kerkpad, met op nummer 2 de voormalige pastorie uit 1931,
komen we uit bij de loopbrug. Hier staat het beeldje De Koster, gebaseerd
op een bekend Groninger spreekwoord: ' Weer van veuren af aan, net als
koster van Garrelsweer.' Volgens overlevering zou het eens zijn gebeurd
dat de predikant niet in de kerk kwam opdagen - in een andere versie van
het verhaal wordt gezegd dat hij er wel was, maar zat te slapen - en dat
de koster het volk daarom maar tot vervelens toe hetzelfde lied liet zingen.
Vanaf hier fietsen we langs de noordzijde van het Damsterdiep naar de Wijmersweg, waar zich op de hoek met de N360 de in 1883 gebouwde boerderij Wester Enzelens bevindt. Het is een dwarshuisboerderij, een variant op het kop-hals-romptype, ontworpen door de architect Oeds de Leeuw Wieland uit het naburige Loppersum. We steken de provinciale weg weer over en gaan op weg naar het natuur- en vogelgebied Hoeksmeer dat ten zuiden van het dorp is gelegen en maar liefst 60 hectare beslaat. Helaas is het niet voor publiek toegankelijk, maar vanaf de openbare weg is het goed te overzien. Vermeldenswaard is verder dat we ons hier op een van de laagste punten van de provincie Groningen bevinden.
Aan de Hoeksmeersterweg staat ook de uit 1801 daterende poldermolen, type achtkante bovenkruier, Meervogel. In 1990 is deze molen gerestaureerd en ze staat er dan ook weer in volle glorie bij. Ooit stond deze omgeving werkelijk vol met molens. In de gemeente Loppersum waren dat in totaal 77 stuks, waarvan er 70 zijn verdwenen. In het jaar 1890 stonden er alleen in Garrelsweer al 4 poldermolens, 1 korenmolen, 1 oliemolen en nog een aantal kleine watermolens.
Reeds loopt het tegen het eind van de middag en wordt het tijd om weer huiswaarts te keren. We doen dat met een gevoel van spijt, want we zijn nog bij lange na niet uitgekeken. Zo hadden we bijvoorbeeld nog een bezoek willen brengen aan De Hof van Groningen, aan de Wijmersweg, de kwekerij met ruim 500 soorten vaste planten.
We zullen het moeten uitstellen tot het volgend bezoek dat we, vast en
zeker, weer aan Garrelsweer zullen brengen.
© 2007 Trankiel
|
|