Trankiel  Groningen - Japan
Welkom  Terug in de tijd Japanners in Nederland Groningen en Japan Cultuurverschil Japan Groningen  
 ようこそ むかし へ オランダ の 日本人 フローニンゲン と 日本 文化のちがい 日本 フローニンゲン  



Klik op foto !






Janny Kolhorn













Boek over Von Siebold



Boek over Von Siebold



Het reisverhaal van Jacob van Lennep en Dirk van Hogendorp



Het hoofdstuk waarin het Oldambt beschreven wordt



Het Oldambt met o.a. zijn koolzaad















Koolzaad

Het zwarte goud





















































Koolzaadveld


De boer op zijn land


Koolzaad in volle bloei


Er wordt hard gewerkt


Impressie van een perceel


Het zwarte goud


Rijden op PPO




















De opening door minister Veerman






























De pers



Na het persen: Het zwarte goud






































































































1. Logo

De Noord Nederlandse Oliemolen

Zullen dankzij PPO oude tijden herleven in het Oldambt ?

We schrijven 1823. Het jaar waarin op 10 augustus het schip De Drie Gezusters Nagasaki binnenloopt, met aan boord de 27-jarige Philipp Franz von Siebold. Duitser in Nederlandse dienst, door de Japanners 'Yama-Orandajin', genoemd. Hij komt naar Japan in z'n functie van lijfarts, verbonden aan het nieuwe Nederlandse Opperhoofd van Deshima, kolonel Johan Wilhelm de Sturler. Slechts korte tijd later huwt de arts en natuurwetenschapper Von Siebold, die topwerken als Nippon, Flora Japonica en Fauna Japonica zal schrijven, de tiener Kusumoto Sonogi en begint hij, op verzoek van het gouvernement in Batavia, met de aanleg van een botanische tuin op Deshima.
Het land dat hij in het verre Deshima dient, het Koninkrijk der Nederlanden, is nog een jonge natie. Voor een groot deel is het een nog ongerept en ledig land, waarin het reizen niet altijd even aanlokkelijk is. Een derde van haar grondgebied kan worden gezien als onbegaanbaar. En wat dan nog enigszins wel begaanbaar is bestaat uit onverharde wegen.  Niet bepaald een beeld zoals men zich dat in Japan waarschijnlijk voorstelt wanneer men het heeft over dat machtige rijke Holland wiens schepen de wereldzeeën bevaren.
In dit jaar dat Von Sieboldt als 'Nederlander' voor het eerst voet zet op Japanse bodem besluiten twee van zijn leeftijdsgenoten, de Leidse studenten Jacob van Lennep en Dirk van Hogendorp, hun eigen vaderland maar eens nader te leren kennen. Te voet, per trekschuit en per diligence maken zij een tocht door de noordelijke provincies. Het dagboek dat ze, zij het niet overal even accuraat, van hun reis bijhouden levert ons een beeld van al die plaatsen en streken die ze aandoen.
Zo spreken ze, met iets van verrukking in hun woorden, over hun ervaringen in het Oldambt. 'Bloeiend staan er de korenvelden', laten ze de lezer weten. En vervolgen dan met de constatering dat indien de koolzaad niet zo van de vorst zou hebben geleden, het er zelfs nog fraaier bij zou hebben gestaan. En dan de boerenwoningen, zoals zij de boerderijen noemen. Bij Beester-Hamrik zien ze er meer dan honderd. Elk van hen drie verdiepingen hoog en met onmetelijke schuren ...............

Hoewel deze jonge reizigers uit 1823 misschien hier en daar zaken wel iets hebben aangedikt, is het ontegenzeglijk een feit dat het Oldambt destijds een rijk gebied was. De vruchtbare zeeklei bracht een rijke oogst. Hier woonden en werkten trotse herenboeren wiens rijkdom wijd en zijd bekend was en die werden gezien als behorend tot de meest vooruitstrevende landbouwers van Noord-West Europa. Die genoemde trots, het zelfbewustzijn en de eigenzinnigheid zijn als kenmerken van de autochtone bevolking in dit gebied nog altijd aanwezig. Men moet ze kennen, deze Grunnegers !  In het trotse, het onafhankelijke, verschillen ze ook niet van de buren in het westen, de Friezen, hoewel ze daar zelf niet graag in een adem mee genoemd willen worden. Per slot van rekening stammen zij Groningers af van een ander volk, van de Chauken. Niet dat dit zich verschillend voelend aan de Friezen altijd heeft bestaan. Zo maakte men hier ooit deel uit van de Vrije Friese Zeelanden en in 1672 betitelden de boeren van het Oldambt zichzelf nog als 'Oude Vrije Friezen' die de onderdrukking door de Stad Groningen meer dan beu waren en veel liever terug wilden keren in het Duitse Rijk. Later zou de verwijdering tussen beiden, Groningers en Friezen, echter steeds groter worden.

De kleistreek hier in Groningen, maar ook die die we over de grens in het Duitse Oost-Friesland aantreffen, was tot in de negentiende eeuw nog een van de welvarendste landbouwgebieden van Europa. Een van de boeren van nu, Paul Roelofs uit Nieuwolda, refereert hieraan op zijn website en schrijft over 'Het Zwarte Goud Van Het Oldambt', zoals ze het koolzaad daar betitelden: 'Tweeëneenhalve eeuw geleden werd uit de oogst van één jaar de complete aanleg van een Dollardpolder bekostigd ! '
Door allerlei ontwikkelingen echter kreeg het te maken met problemen die uiteindelijk hebben geleid tot het moeten prijsgeven van die vooraanstaande positie en tot de ondergang van de graanbaronnen.

In de wereld van vandaag is de moderne mens wederom getuige van allerlei ontwikkelingen binnen de maatschappij waarin hij bestaat. Veranderingen die zich wereldwijd openbaren, zij het in directe, dan wel in indirecte vorm. Met de problemen als gevolg hiervan is het al niet anders gesteld. Overal wordt de huidige mens geconfronteerd met zaken als: Luchtvervuiling; opwarming van de aarde; gaten in de ozonlaag, smeltende poolkappen, een stijgende zeespiegel en dreigende energietekorten.
Hier, zo dicht bij huis, is dat niet anders dan elders. Zo bericht de pers met regelmaat over de problemen die de industrie ondervindt door de steeds maar stijgende energiekosten. Reeds is er de dreiging van sluiting en van massa ontslag !
De oorzaken zijn drieërlei: De steeds maar toenemende vraag naar energie ( China etc ); de onrust in het Midden-Oosten. En wat specifiek hier betreft, de koppeling van de gasprijs aan die van de olie. We mogen in Groningen dan wel op een enorme gasbel leven, maar door die koppeling aan de olieprijs betekent het niet dat we, hoe logisch dat ook zou zijn, gebruik kunnen maken van eigen energie die goedkoper is.

In het jaar 1997 wordt in de Japanse stad Kyoto, ter aanvulling op het Klimaatverdrag, het Kyoto-protocol opgesteld. In dit verdrag wordt de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen, als koolstofdioxide ( CO2 ) etc, geregeld. Men gaat daarbij uit van een gemiddelde van 5% ten opzichte van het niveau in 1990. Het zal echter tot 16 februari 2005 duren alvorens het verdrag ook daadwerkelijk in werking treedt. Reden daarvoor is dat men gedurende al die jaren geen meerderheid aan landen tot ratificatie kan bewegen. Die wordt pas bereikt als Rusland het verdrag goedkeurt op 23 oktober 2004. Hiervoor wordt echter wel een prijs verlangd: De steun van de EU voor het toetreden van Rusland tot de Wereldhandelorganisatie.
De handtekening die, hoe schrijnend, tot op heden nog altijd ontbreekt onder het Kyoto-protocol is die van de VS. President Bush vreest namelijk dat het schade zal toebrengen aan de Amerikaanse economie.

Op 1 oktober 2005 zegt de Zweedse minister voor Steunende Ontwikkeling, Mona Sahlin, ondermeer over dit onderwerp: 'Climate change is the greatest and most important environmental challenge of our time. Most of the world's climate researchers agree that the Earth's climate system is changing - and in order to slow down these changes, emissions of greenhouse gases must be reduced. The Government is therefore setting a new policy target: the creation of the conditions necessary to break Sweden's dependence on fossil fuels by 2020.'
Twee jaar daarvoor heeft de EG haar lidstaten opgeroepen er voor te zorgen dat in 2010 5.75 % van de transportbrandstoffen uit biobrandstoffen bestaan.
Op het gebied van PPO dient Duitsland zich, enige jaren geleden, aan als gidsland. Maar ook in Nederland wordt er niet stilgezeten. Zo is daar de heer Hein Aberson en zijn zoons. Hun bedrijf Solar Oil Systems heeft het Nederlands patent op de Eslbeth motoren, onder andere gebruikt voor vrachtwagens die op PPO rijden. Belanghebbende bij een accijnsvrijstelling op PPO lobbiede hij intensief in Den Haag. Iets dat hij daadwerkelijk realiseerde. Er werd daarbij als voorwaarde gesteld dat de accijnsvrije olie van een pers in Nederland zou komen en die ... die was er niet.

De geschiedenis van de mensen die hier in de provincie leven en werken - zoals hierboven summier beschreven en zoals mij eigengemaakt - maakt het misschien wel des te begrijpelijker dat het uitgerekend drie Oldambsters zijn geweest die gehoor gaven aan de heer Aberson z'n verzoek om een oliemolen te realiseren en zodoende de aanzet hebben gegeven tot de Noord Nederlandse Oliemolen. Ook nu weer is te zien hoe hun karakteristieke eigenschappen een rol van doorslaggevende betekenis in het gehele project betekenen. Daarbij moet zeker genoemd worden dat men niet alleen maar vast wil houden aan het oude vertrouwde, maar met de veranderingen die de tijd brengt mee wil gaan. Dat men enthousiast en vol van vertrouwen de koe bij de horens vat en zich daarbij meer dan volledig inzet. Waar deze vasthoudendheid, deze inzet en enthousiasme toe zal leiden is nog niet met wat voor zekerheid dan ook te zeggen. Vooral omdat men in deze zeer zeker tevens afhankelijk is van externe factoren, zoals de houding van overheden etc. Zouden we alleen maar kijken naar de inzet van de mensen van de Noord Nederlandse Oliemolen zelf, dan zou het ons niet verwonderen dat wat in de negentiende eeuw nog een van de welvarendste landbouwgebieden van Europa was zal uitgroeien tot een vooraanstaand gebied waar het de productie en levering van PPO betreft.

Dat het al lang niet meer het najagen van een hersenschim is en dat er zich daadwerkelijk een groeiende markt aandient wordt ondersteund door een groot aantal feiten. Zo heeft in Duitsland en Oostenrijk de Vereinigte Werkstätten für Pflanzenöltechnologie ( VWP ) reeds honderden personenwagens en vrachtwagens omgebouwd, zodat ze op PPO kunnen rijden. Worden in Oostenrijk tractoren op plantaardige olie voortbewogen. Wat een idee: De boer rijdt op eigen oogst ! Maakt de bekende tractorenfabrikant uit de US, John Deere, deze millieuvriendelijke tractoren reeds in serie. Rijden in Nederland tot nu toe een 150 vrachtwagens op PPO en denken gemeenten er sterk over om hun stadsbussen op deze olie te laten rijden.
Beginnen oliemaatschappijen PPO te mengen met diesel. Deze zogenaamde biodiesel is geschikt voor alle dieselmotoren, die dus niet eerst behoeven te worden omgebouwd.
En natuurlijk speelt, al helemaal in Nederland, de prijs een rol in het geheel. PPO is behoorlijk goedkoper !  Er ligt de verklaring dat een nieuw uitgebracht automodel 40.000 kilometer kan rijden op 1.500 liter olie, of wel op één hectare koolzaad !

Het is dan ook met plezier, gepaard aan interesse, dat ik een bezoek breng aan de Noord Nederlandse Oliemolen. Aanwezig is ook een groep boeren uit Friesland, al even geïnteresseerd in deze nieuwe ontwikkeling in de agrarische wereld en van enige verwijdering tussen Groningers en Friezen is hier totaal geen sprake. In tegendeel, zou ik willen zeggen.

Bij de ingang worden we allerhartelijkst verwelkomd door de Oldambster Janny Kolhorn, mede-oprichter en woordvoerder van de Noord Nederlandse Oliemolen. Daarbij introduceert ze zichzelf als akkerbouwer die samen met haar echtgenoot een boerderij bestiert in Woldendorp dat onder de gemeente Delfzijl ressorteert. Dat ze in hoofdzaak graan verbouwen, maar dat ze daarnaast kunnen bogen op reeds 23 jaar aan ervaring in de verbouw van koolzaad. Het koolzaad dat destijds vooral werd uitgevoerd naar het aangrenzende Duitsland.
Deze jonge gedreven vrouw, die zich overduidelijk een grote deskundigheid op dit gebied heeft eigengemaakt en daarnaast een groot enthousiasme uitstraalt, weet ons als toehoorders onmiddellijk te boeien. Ze begint haar rondleiding met het ressumeren van de ontstaansgeschiedenis van hun oliemolen. Hoe de heer Hein Aberson de lobby in Den Haag deed, om te komen tot accijnsvrijstelling op PPO, en dat niet kon realiseren zolang er nog geen sprake was van een 'pers' in Nederland zelf. En hoe de heer Aberson daarop contact zocht met de drie boeren uit het Oldambt ( waaronder zijzelf ) die uiteindelijk de uitdaging aangingen, de bouw van deze oliemolen ook daadwerkelijk realiseerden.

Tijdens de officiële opening, op 6 juli 2005, door toenmalig Minister van Landbouw P. Veerman, liet deze in zijn speech weten het gebruik van biobrandstoffen, vanwege hun bijdrage aan een schoner milieu, als belangrijk te ervaren. Tevens roemde hij de boeren die mede eigenaar zijn van de oliemolen om het feit dat ze niet wachten op de overheid, maar zelf voor hun toekomst zorgen. Het laatste verwondert mij, het karakter van de Groninger een beetje kennende, niet.
Er zijn nu ruim 60 koolzaadtelers als aandeelhouder - zij hebben een meerderheidsbelang van 51 % - aan de oliemolen verbonden, zo laat Janny Kolhorn weten. Onder de overige aandeelhouders, het minderheidsbelang, bevindt zich ook Solar Oil Systems van de heer Aberson.
Dat het de boeren menens is mag wel blijken uit beschikbaar cijfermateriaal. Zo wordt bijvoorbeeld duidelijk dat in vergelijk met het jaar 2003, toen er nog slechts een 200 ha koolzaad in het Oldambt stond, er als direct resultaat van de komst van de oliemolen sprake is van een bijna vertienvoudiging in verbouw van wat eens 'Het Zwarte Goud van het Oldambt' werd genoemd.

De Noord Nederlandse Oliemolen is gevestigd op het terrein van Graanbedrijf Nieveen BV aan de Koperweg te Farmsum. Om meerdere reden werd voor deze locatie gekozen. De belangrijkste daarvan: De reeds aanwezige weegbrug; de graandroger die ook voor het drogen van de koolzaad gebruikt kan worden; de aanwezige, voldoende, silo ruimte. En ... het is gelegen aan open water: Het Eemskanaal. Iets dat de aanvoer van koolzaad garandeert, indien er hier door de boeren nog niet voldoende kan worden opgebracht.
Het betreden van het bedrijf is op eigen risico en uiterste voorzichtigheid is geboden. Er bevinden zich nogal een behoorlijk aantal sensoren in het gebouw en het aanraken daarvan zou het volautomatisch proces kunnen verstoren. Tevens mag er niet worden gefilmd, gefotografeerd !

Wij gaan de trap op naar boven. Naar het eigenlijke hart van de fabriek. Hier bevindt zich, in een geïsoleerde ruimte, de pers met daarachter de opslagruimte van de koolzaad waar het, het gehele jaar rond, wordt bewaard bij een temperatuur van 3 à 4 graden Celcius.
Hoewel er sprake is van een ' koude persing ' moet, alvorens dit persen begint, deze opgeslagen koolzaad toch nog wel enigszins voorverwarmd worden. De 3 à 4 graden is te koud om er voldoende olie uit te halen. Koolzaad dat voor 1/3 uit olie en voor 2/3 uit schilfers bestaat heeft een natuurlijk oliepercentage van ca. 40 à 45 procent. Met het hier toegepaste en enigszins voorverwarmde koude procede wordt er 33 procent uit gewonnen. Zou men het zonder die voorverwarming doen, dus het persen van koolzaad met een temperatuur van 3 à 4 graden, dan zou de opbrengst aan olie slechts 15 procent bedragen en zou het rendement te laag zijn. Voor de noodzakelijke lichte verwarming wordt handig gebruik gemaakt van de restwarmte van de pers zelf.
De molen, de eerste en enige in zijn soort in Nederland, heeft een capaciteit van 23 ton per etmaal, vol continu en onbemand !  Dit is bijvoorbeeld in Duitsland niet het geval. Daar staat geen oliemolen die 24 uur per dag, zeven dagen in de week vol-automatisch draait. In Delfzijl, bij de Noord Nederlandse Oliemolen, dus wel en dat betekent dat er 7.000 liter olie per etmaal geproduceerd kan worden. Naast deze full-time werkende pers is er ruimte beschikbaar voor een tweede en de productie zou dus nog kunnen worden verhoogd: Naar een 14.000 liter per dag, of wel ruim 5 miljoen liter op jaarbasis ! De realisering daarvan is afhankelijk van een aantal factoren, zoals bijvoorbeeld de vraag naar PPO en de houding van de overheid in deze. Daarnaast zal men natuurlijk tevens mede afhankelijk zijn van de hoeveelheid koolzaad dat aangeleverd wordt. Over de oogst ervan kan gezegd worden dat die 4.500 kilo winterkoolzaad per hectare bedraagt. Hetgeen dus neerkomt op 1.500 liter olie per hectare. Genoeg voor een rit Oldambt-Osaka !  Zomerkoolzaad daarentegen geeft een mindere olie productie.
De boeren hier verbouwen de koolzaad ook wel als non-food product - bestemd voor brandstof, chemie of zeep - op verplicht braak liggende percelen. Daartegenover staat de zogenaamde vrije koolzaad die ze als food verbouwen en die gebruikt mag worden in producten als spijsolie of margarine en in brandstof. De eerder genoemde verplichte braak komt uit het jaar 1993 toen Brussel de EU-landen verplichtte om 10 % van de marktordenings gewassen minder te verbouwen, om daarmee de markt en de prijs te reguleren. Iets dat niet echt het gewenste resultaat heeft gehad. Janny Kolhorn legt uit dat het betekent dat bijvoorbeeld bij hun thuis 8 van de 80 ha graan uit productie moet worden genomen en dat ze, desgewenst, op die 8 ha dan non-food kunnen en mogen verbouwen.
Na het persen volgt het filteren van de olie. De brandstof moet brandschoon zijn. Werkelijk ieder restje aan schilfers moet eruit.

Motoren die men op puur plantaardige olie ( PPO ) wil laten lopen moeten hierop aangepast zijn, hetgeen inhoudt dat reeds bestaande types motoren omgebouwd moeten worden alvorens men er PPO ingooit. Het millieuvriendelijke van deze brandstof wordt gevonden in het feit dat de bij het verbrandingsproces vrijkomende CO2 evenveel is als de hoeveelheid CO2 die de plant zelf tijdens het groeiproces opneemt. Dit in tegenstelling tot de energie ( olie ) die vanonder de aardkorst vandaan komt. Die veroorzaakt wel CO2, maar neemt geen CO2 op. Met andere woorden: Het gebruik van koud geperste olie geeft in de CO2 balans dus geen vervuiling. Tevens is de roet, uitgestoten bij de verbranding, aanmerkelijk minder dan bij andere brandstoffen en veel minder schadelijk.
Kan men zich een nog fantastischer en milleuvriendelijker product voorstellen?  Nee, zou ik willen zeggen, er dan dadelijk aan toevoegend dat er nog wel een klein vochtprobleem aankleeft. In de PPO blijft, vanwege de koude persing, namelijk glycerine achter en deze glycerine bindt water aan zich. Een te grote hoeveelheid aan waterdeeltjes in de olie zal als nadelig gevolg hebben dat de ( omgebouwde ) motor vastloopt. Om het laatste te voorkomen is er echter een vastgestelde internationale DIN-norm, waar men als producent en leverancier van PPO aan moet voldoen. Daarin staat als maximaal toegestane hoeveelheid water in de olie: 700 parts pro million, of wel 700 waterdeeltjes op een miljoen oliedelen.
Dat men dit 'vochtprobleem' niet alleen hier aantreft bij de Noord Nederlandse Oliemolen mag blijken uit de woorden gesproken door een Duits ingenieur die er lakoniek op reageerde met: Dat hebben ze ja allemaal. Ongetwijfeld kan het worden gerangschikt onder het kopje ' Kinderziekten' en zal het spoedig tot het verleden behoren.

Behalve als brandstof wordt de gewonnen olie hier, bij de Noord Nederlandse Oliemolen, gebruikt voor het maken van tafel-olie en zeep. De zeep wordt op de markt gebracht door v/h Aristo Bedum en is ondermeer verkrijgbaar bij de VVV-kantoren in de provincie Groningen. Wat de tafel-olie betreft wordt er nog aan een bedrijfsplan gewerkt. Men heeft bij de Noord Nederlandse Oliemolen ook hierin veel vertrouwen. Vooral omdat de verhouding van de Omega 3 vetzuren in deze tafel-olie van groot belang zijn voor de gezondheid en er dus vanuit dat oogpunt bezien zeker een markt voor zal zijn. Janny Kolhorn laat weten dat er van de ingekochte koolzaad ongeveer 5 tot 10 procent 'vrij' is en dus gebruikt kan worden voor de consumptiemarkt.
Het restproduct, de schilfers, dat zeer rijk is aan eiwit, wordt in containers afgevoerd en gebruikt als gecertificeerd veevoer. Ja, met keurmerk ! Vaak wordt het gebruikt om te mengen met krachtvoer.
De gewonnen olie komt aan het eind van het gehele proces in containers waarin 100.000 liter olie kan worden opgeslagen. De productie van twee weken !

Na afloop van de uitermate boeiende rondleiding is er in de kantine, onder het genot van een kopje koffie, nog uitgebreid gelegenheid tot het stellen van vragen. Iets waar volop gebruik van wordt gemaakt. Vanzelfsprekend komt daarbij ook het financiële plaatje ter sprake. Het wordt duidelijk dat men zonder subsidie van de overheid werkt. Iets onbegrijpelijks, indien men het afzet tegen het belang van een schoner milieu en het creëren van nieuwe arbeidsplaatsen. Wel is er, dankzij de niet aflatende inzet van de heer Aberson, een accijnsvrijstelling verleend door voormalig Minister van Financiën G. Zalm en wel voor 2.3 miljoen liter op jaarbasis. Men zou hier echter, indien besloten zou worden om de tweede pers te plaatsen, ruim 5 miljoen olie kunnen produceren.
Ik kan me persoonlijk niet aan de indruk onttrekken dat de houding van de overheid toch wel iets weg heeft van een zekere 'kruidenierspolitiek'. Een woord dat ik hier voor het eerst hoorde en een woord waarmee landelijk en plaatselijk bestuur nog wel eens wordt betiteld.
Er is nog een vraag die bij me leeft en ik stel hem aan Janny Kolhorn.
'Ik heb begrepen dat de verbouw van graan hoofdzaak blijft in het Oldambt, omdat het lonender is dan de verbouw van koolzaad. Is er ondanks dat vaststaand feit toch aan te nemen dat in de toekomst de verbouw van koolzaad mogelijkerwijs een nog grotere vlucht zal nemen? '
Janny Kolhorn:
'Naarmate de energiemarkt wereldwijd schaarser wordt zullen agrarische producten die geschikt zijn om te dienen als grondstof voor brandstof in prijs stijgen. De verwachting is dat niet alleen de prijs van koolzaadolie zal stijgen, maar ook die van granen en van bijvoorbeeld bieten of aardappelen. Vanuit al deze agrarische producten kan, op de een of andere wijze, energie worden gewonnen.'

Als dank voor het bezoek en de getoonde interesse heeft de Noord Nederlandse Oliemolen voor iedereen een bijzonder aardig gestileerd flesje met tafel-olie. Een leuke geste, vind ik.

Met het presentje veilig opgeborgen in de fietstas en met een hoofd vol van indrukken fiets ik de weg terug naar huis. Onwillekeurig moet ik daarbij denken aan Philipp Franz von Siebold. Hoezeer hij, als natuurwetenschapper, in deze materie, deze nieuwe ontwikkelingen geïnteresseerd zou zijn. Hoe hij vast en zeker, als arts, het gebruik van het natuurprodukt zou toejuichen. Ja, gaat er door me heen, Siebold zou een geboeid toehoorder tijdens Janny Kolhorn's rondleiding zijn geweest.
Verbeeld ik het me, of zie ik daar in het blauwe zwerk echt een glimlach opdoemen?


21.
( Juli 2006 )

* Foto's beschikbaar gesteld door:  
          Noord Nederlandse Oliemolen BV ( 1, 18, 19 );
          Janny Kolhorn ( 2, 17 );
          Paul Roelofs ( 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 21 )








© 2007 Trankiel