Klik op foto !
|
De Noord Nederlandse Oliemolen
Zullen dankzij PPO oude tijden herleven in het Oldambt ? |
We schrijven 1823. Het jaar waarin op 10 augustus het schip De Drie Gezusters
Nagasaki binnenloopt, met aan boord de 27-jarige Philipp Franz von Siebold.
Duitser in Nederlandse dienst, door de Japanners 'Yama-Orandajin', genoemd. Hij komt naar Japan in z'n functie van lijfarts, verbonden aan
het nieuwe Nederlandse Opperhoofd van Deshima, kolonel Johan Wilhelm de
Sturler. Slechts korte tijd later huwt de arts en natuurwetenschapper Von
Siebold, die topwerken als Nippon, Flora Japonica en Fauna Japonica zal
schrijven, de tiener Kusumoto Sonogi en begint hij, op verzoek van het
gouvernement in Batavia, met de aanleg van een botanische tuin op Deshima.
Het land dat hij in het
verre Deshima dient, het Koninkrijk der Nederlanden, is nog een jonge natie.
Voor een groot deel is het een nog ongerept en ledig land, waarin het reizen
niet altijd even aanlokkelijk is. Een derde van haar grondgebied kan worden
gezien als onbegaanbaar. En wat dan nog enigszins wel begaanbaar is bestaat uit
onverharde wegen. Niet bepaald een beeld
zoals men zich dat in Japan waarschijnlijk voorstelt wanneer men het heeft over
dat machtige rijke Holland wiens schepen de wereldzeeën bevaren.
In dit jaar dat Von Sieboldt als 'Nederlander' voor het eerst voet zet
op Japanse bodem besluiten twee van zijn leeftijdsgenoten, de Leidse studenten
Jacob van Lennep en Dirk van Hogendorp, hun eigen vaderland maar eens nader
te leren kennen. Te voet, per trekschuit en per diligence maken zij een
tocht door de noordelijke provincies. Het dagboek dat ze, zij het niet
overal even accuraat, van hun reis bijhouden levert ons een beeld van al
die plaatsen en streken die ze aandoen.
Zo spreken ze, met iets van verrukking in hun woorden, over hun ervaringen in het Oldambt. 'Bloeiend staan er de korenvelden', laten ze de lezer weten. En vervolgen dan met de constatering dat indien de koolzaad niet zo van de vorst zou hebben geleden, het er zelfs nog fraaier bij zou hebben gestaan. En dan de boerenwoningen, zoals zij de boerderijen noemen. Bij Beester-Hamrik zien ze er meer dan honderd. Elk van hen drie verdiepingen hoog en met onmetelijke schuren ...............
Hoewel deze jonge reizigers uit 1823 misschien hier en daar zaken wel iets
hebben aangedikt, is het ontegenzeglijk een feit dat het Oldambt destijds
een rijk gebied was. De vruchtbare zeeklei bracht een rijke oogst. Hier
woonden en werkten trotse herenboeren wiens rijkdom wijd en zijd bekend
was en die werden gezien als behorend tot de meest vooruitstrevende landbouwers
van Noord-West Europa. Die genoemde trots, het zelfbewustzijn en de eigenzinnigheid
zijn als kenmerken van de autochtone bevolking in dit gebied nog altijd
aanwezig. Men moet ze kennen, deze Grunnegers ! In het trotse, het
onafhankelijke, verschillen ze ook niet van de buren in het westen, de
Friezen, hoewel ze daar zelf niet graag in een adem mee genoemd willen
worden. Per slot van rekening stammen zij Groningers af van een ander volk,
van de Chauken. Niet dat dit zich verschillend voelend aan de Friezen altijd
heeft bestaan. Zo maakte men hier ooit deel uit van de Vrije Friese Zeelanden
en in 1672 betitelden de boeren van het Oldambt zichzelf nog als 'Oude
Vrije Friezen' die de onderdrukking door de Stad Groningen meer dan beu
waren en veel liever terug wilden keren in het Duitse Rijk. Later zou de
verwijdering tussen beiden, Groningers en Friezen, echter steeds groter
worden.
De kleistreek hier in Groningen, maar ook die die we over de grens in het
Duitse Oost-Friesland aantreffen, was tot in de negentiende eeuw nog een
van de welvarendste landbouwgebieden van Europa. Een van de boeren van
nu, Paul Roelofs uit Nieuwolda, refereert hieraan op zijn website en schrijft
over 'Het Zwarte Goud Van Het Oldambt', zoals ze het koolzaad daar betitelden:
'Tweeëneenhalve eeuw geleden werd uit de oogst van één jaar de complete
aanleg van een Dollardpolder bekostigd ! '
Door allerlei
ontwikkelingen echter kreeg het te maken met problemen die uiteindelijk hebben
geleid tot het moeten prijsgeven van die vooraanstaande positie en tot de
ondergang van de graanbaronnen.
In de wereld van vandaag is de moderne mens wederom getuige van allerlei
ontwikkelingen binnen de maatschappij waarin hij bestaat. Veranderingen
die zich wereldwijd openbaren, zij het in directe, dan wel in indirecte
vorm. Met de problemen als gevolg hiervan is het al niet anders gesteld.
Overal wordt de huidige mens geconfronteerd met zaken als: Luchtvervuiling;
opwarming van de aarde; gaten in de ozonlaag, smeltende poolkappen, een
stijgende zeespiegel en dreigende energietekorten.
Hier, zo dicht bij huis,
is dat niet anders dan elders. Zo bericht de pers met regelmaat over de
problemen die de industrie ondervindt door de steeds maar stijgende
energiekosten. Reeds is er de dreiging van sluiting en van massa ontslag !
De oorzaken zijn drieërlei: De steeds maar toenemende vraag naar energie
( China etc ); de onrust in het Midden-Oosten. En wat specifiek hier betreft,
de koppeling van de gasprijs aan die van de olie. We mogen in Groningen
dan wel op een enorme gasbel leven, maar door die koppeling aan de olieprijs
betekent het niet dat we, hoe logisch dat ook zou zijn, gebruik kunnen
maken van eigen energie die goedkoper is.
In het jaar 1997 wordt in de Japanse stad Kyoto, ter aanvulling op het
Klimaatverdrag, het Kyoto-protocol opgesteld. In dit verdrag wordt de vermindering
van de uitstoot van broeikasgassen, als koolstofdioxide ( CO2 ) etc, geregeld.
Men gaat daarbij uit van een gemiddelde van 5% ten opzichte van het niveau
in 1990. Het zal echter tot 16 februari 2005 duren alvorens het verdrag
ook daadwerkelijk in werking treedt. Reden daarvoor is dat men gedurende
al die jaren geen meerderheid aan landen tot ratificatie kan bewegen. Die
wordt pas bereikt als Rusland het verdrag goedkeurt op 23 oktober 2004.
Hiervoor wordt echter wel een prijs verlangd: De steun van de EU voor het
toetreden van Rusland tot de Wereldhandelorganisatie.
De handtekening die, hoe schrijnend, tot op heden nog altijd ontbreekt
onder het Kyoto-protocol is die van de VS. President Bush vreest namelijk
dat het schade zal toebrengen aan de Amerikaanse economie.
Op 1 oktober 2005 zegt de Zweedse minister voor Steunende Ontwikkeling,
Mona Sahlin, ondermeer over dit onderwerp: 'Climate change is the greatest and most important environmental challenge
of our time. Most of the world's climate researchers agree that the Earth's
climate system is changing - and in order to slow down these changes, emissions
of greenhouse gases must be reduced. The Government is therefore setting
a new policy target: the creation of the conditions necessary to break
Sweden's dependence on fossil fuels by 2020.'
Twee jaar daarvoor heeft
de EG haar lidstaten opgeroepen er voor te zorgen dat in 2010 5.75 % van de
transportbrandstoffen uit biobrandstoffen bestaan.
Op het gebied van PPO dient Duitsland zich, enige jaren geleden, aan als
gidsland. Maar ook in Nederland wordt er niet stilgezeten. Zo is daar de
heer Hein Aberson en zijn zoons. Hun bedrijf Solar Oil Systems heeft het
Nederlands patent op de Eslbeth motoren, onder andere gebruikt voor vrachtwagens
die op PPO rijden. Belanghebbende bij een accijnsvrijstelling op PPO lobbiede
hij intensief in Den Haag. Iets dat hij daadwerkelijk realiseerde. Er werd
daarbij als voorwaarde gesteld dat de accijnsvrije olie van een pers in
Nederland zou komen en die ... die was er niet.
De geschiedenis van de
mensen die hier in de provincie leven en werken - zoals hierboven summier
beschreven en zoals mij eigengemaakt - maakt het misschien wel des te
begrijpelijker dat het uitgerekend drie Oldambsters zijn geweest die gehoor
gaven aan de heer Aberson z'n verzoek om een oliemolen te realiseren en
zodoende de aanzet hebben gegeven tot de Noord Nederlandse Oliemolen. Ook nu
weer is te zien hoe hun karakteristieke eigenschappen een rol van doorslaggevende
betekenis in het gehele project betekenen. Daarbij moet zeker genoemd worden
dat men niet alleen maar vast wil houden aan het oude vertrouwde, maar met de
veranderingen die de tijd brengt mee wil gaan. Dat men enthousiast en vol van
vertrouwen de koe bij de horens vat en zich daarbij meer dan volledig inzet.
Waar deze vasthoudendheid, deze inzet en enthousiasme toe zal leiden is nog
niet met wat voor zekerheid dan ook te zeggen. Vooral omdat men in deze zeer
zeker tevens afhankelijk is van externe factoren, zoals de houding van
overheden etc. Zouden we alleen maar kijken naar de inzet van de mensen van de
Noord Nederlandse Oliemolen zelf, dan zou het ons niet verwonderen dat wat in
de negentiende eeuw nog een van de welvarendste landbouwgebieden van Europa was
zal uitgroeien tot een vooraanstaand gebied waar het de productie en levering
van PPO betreft.
Dat het al lang niet meer het najagen van een hersenschim is en dat er
zich daadwerkelijk een groeiende markt aandient wordt ondersteund door
een groot aantal feiten. Zo heeft in Duitsland en Oostenrijk de Vereinigte
Werkstätten für Pflanzenöltechnologie ( VWP ) reeds honderden personenwagens
en vrachtwagens omgebouwd, zodat ze op PPO kunnen rijden. Worden in Oostenrijk
tractoren op plantaardige olie voortbewogen. Wat een idee: De boer rijdt
op eigen oogst ! Maakt de bekende tractorenfabrikant uit de US, John Deere,
deze millieuvriendelijke tractoren reeds in serie. Rijden in Nederland
tot nu toe een 150 vrachtwagens op PPO en denken gemeenten er sterk over
om hun stadsbussen op deze olie te laten rijden.
Beginnen oliemaatschappijen PPO te mengen met diesel. Deze zogenaamde biodiesel
is geschikt voor alle dieselmotoren, die dus niet eerst behoeven te worden
omgebouwd.
En natuurlijk speelt, al helemaal in Nederland, de prijs een rol in het
geheel. PPO is behoorlijk goedkoper ! Er ligt de verklaring dat een
nieuw uitgebracht automodel 40.000 kilometer kan rijden op 1.500 liter
olie, of wel op één hectare koolzaad !
Het is dan ook met
plezier, gepaard aan interesse, dat ik een bezoek breng aan de Noord
Nederlandse Oliemolen. Aanwezig is ook een groep boeren uit Friesland, al even
geïnteresseerd in deze nieuwe ontwikkeling in de agrarische wereld en van enige
verwijdering tussen Groningers en Friezen is hier totaal geen sprake. In
tegendeel, zou ik willen zeggen.
Bij de ingang worden we
allerhartelijkst verwelkomd door de Oldambster Janny Kolhorn, mede-oprichter en
woordvoerder van de Noord Nederlandse Oliemolen. Daarbij introduceert ze
zichzelf als akkerbouwer die samen met haar echtgenoot een boerderij bestiert
in Woldendorp dat onder de gemeente Delfzijl ressorteert. Dat ze in hoofdzaak
graan verbouwen, maar dat ze daarnaast kunnen bogen op reeds 23 jaar aan
ervaring in de verbouw van koolzaad. Het koolzaad dat destijds vooral werd
uitgevoerd naar het aangrenzende Duitsland.
Deze jonge gedreven
vrouw, die zich overduidelijk een grote deskundigheid op dit gebied heeft
eigengemaakt en daarnaast een groot enthousiasme uitstraalt, weet ons als
toehoorders onmiddellijk te boeien. Ze begint haar rondleiding met het
ressumeren van de ontstaansgeschiedenis van hun oliemolen. Hoe de heer Hein
Aberson de lobby in Den Haag deed, om te komen tot accijnsvrijstelling op PPO,
en dat niet kon realiseren zolang er nog geen sprake was van een 'pers' in
Nederland zelf. En hoe de heer Aberson daarop contact zocht met de drie boeren
uit het Oldambt ( waaronder zijzelf ) die uiteindelijk de uitdaging aangingen,
de bouw van deze oliemolen ook daadwerkelijk realiseerden.
Tijdens de officiële opening, op 6 juli 2005, door toenmalig Minister van
Landbouw P. Veerman, liet deze in zijn speech weten het gebruik van biobrandstoffen,
vanwege hun bijdrage aan een schoner milieu, als belangrijk te ervaren.
Tevens roemde hij de boeren die mede eigenaar zijn van de oliemolen om
het feit dat ze niet wachten op de overheid, maar zelf voor hun toekomst
zorgen. Het laatste verwondert mij, het karakter van de Groninger een beetje
kennende, niet.
Er zijn nu ruim 60
koolzaadtelers als aandeelhouder - zij hebben een meerderheidsbelang van 51 % -
aan de oliemolen verbonden, zo laat Janny Kolhorn weten. Onder de overige
aandeelhouders, het minderheidsbelang, bevindt zich ook Solar Oil Systems van
de heer Aberson.
Dat het de boeren menens is mag wel blijken uit beschikbaar cijfermateriaal.
Zo wordt bijvoorbeeld duidelijk dat in vergelijk met het jaar 2003, toen
er nog slechts een 200 ha koolzaad in het Oldambt stond, er als direct
resultaat van de komst van de oliemolen sprake is van een bijna vertienvoudiging
in verbouw van wat eens 'Het Zwarte Goud van het Oldambt' werd genoemd.
De Noord Nederlandse Oliemolen is gevestigd op het terrein van Graanbedrijf
Nieveen BV aan de Koperweg te Farmsum. Om meerdere reden werd voor deze
locatie gekozen. De belangrijkste daarvan: De reeds aanwezige weegbrug;
de graandroger die ook voor het drogen van de koolzaad gebruikt kan worden;
de aanwezige, voldoende, silo ruimte. En ... het is gelegen aan open water:
Het Eemskanaal. Iets dat de aanvoer van koolzaad garandeert, indien er
hier door de boeren nog niet voldoende kan worden opgebracht.
Het betreden van het
bedrijf is op eigen risico en uiterste voorzichtigheid is geboden. Er bevinden
zich nogal een behoorlijk aantal sensoren in het gebouw en het aanraken daarvan
zou het volautomatisch proces kunnen verstoren. Tevens mag er niet worden
gefilmd, gefotografeerd !
Wij gaan de trap op naar
boven. Naar het eigenlijke hart van de fabriek. Hier bevindt zich, in een
geïsoleerde ruimte, de pers met daarachter de opslagruimte van de koolzaad waar
het, het gehele jaar rond, wordt bewaard bij een temperatuur van 3 à 4 graden
Celcius.
Hoewel er sprake is van
een ' koude persing ' moet, alvorens dit persen begint, deze opgeslagen
koolzaad toch nog wel enigszins voorverwarmd worden. De 3 à 4 graden is te koud
om er voldoende olie uit te halen. Koolzaad dat voor 1/3 uit olie en voor 2/3
uit schilfers bestaat heeft een natuurlijk oliepercentage van ca. 40 à 45
procent. Met het hier toegepaste en enigszins voorverwarmde koude procede wordt
er 33 procent uit gewonnen. Zou men het zonder die voorverwarming doen, dus het
persen van koolzaad met een temperatuur van 3 à 4 graden, dan zou de opbrengst
aan olie slechts 15 procent bedragen en zou het rendement te laag zijn. Voor de
noodzakelijke lichte verwarming wordt handig gebruik gemaakt van de restwarmte
van de pers zelf.
De molen, de eerste en
enige in zijn soort in Nederland, heeft een capaciteit van 23 ton per etmaal,
vol continu en onbemand ! Dit is
bijvoorbeeld in Duitsland niet het geval. Daar staat geen oliemolen die 24 uur
per dag, zeven dagen in de week vol-automatisch draait. In Delfzijl, bij de
Noord Nederlandse Oliemolen, dus wel en dat betekent dat er 7.000 liter olie
per etmaal geproduceerd kan worden. Naast deze full-time werkende pers is er
ruimte beschikbaar voor een tweede en de productie zou dus nog kunnen worden
verhoogd: Naar een 14.000 liter per dag, of wel ruim 5 miljoen liter op
jaarbasis ! De realisering daarvan is afhankelijk van een aantal factoren,
zoals bijvoorbeeld de vraag naar PPO en de houding van de overheid in deze.
Daarnaast zal men natuurlijk tevens mede afhankelijk zijn van de hoeveelheid
koolzaad dat aangeleverd wordt. Over de oogst ervan kan gezegd worden dat die
4.500 kilo winterkoolzaad per hectare bedraagt. Hetgeen dus neerkomt op 1.500
liter olie per hectare. Genoeg voor een rit Oldambt-Osaka ! Zomerkoolzaad daarentegen geeft een mindere olie productie.
De boeren hier verbouwen de koolzaad ook wel als non-food product - bestemd
voor brandstof, chemie of zeep - op verplicht braak liggende percelen.
Daartegenover staat de zogenaamde vrije koolzaad die ze als food verbouwen
en die gebruikt mag worden in producten als spijsolie of margarine en in
brandstof. De eerder genoemde verplichte braak komt uit het jaar 1993 toen
Brussel de EU-landen verplichtte om 10 % van de marktordenings gewassen
minder te verbouwen, om daarmee de markt en de prijs te reguleren. Iets
dat niet echt het gewenste resultaat heeft gehad. Janny Kolhorn legt uit
dat het betekent dat bijvoorbeeld bij hun thuis 8 van de 80 ha graan uit
productie moet worden genomen en dat ze, desgewenst, op die 8 ha dan non-food
kunnen en mogen verbouwen.
Na het persen volgt het
filteren van de olie. De brandstof moet brandschoon zijn. Werkelijk ieder
restje aan schilfers moet eruit.
Motoren die men op puur plantaardige olie ( PPO ) wil laten lopen moeten
hierop aangepast zijn, hetgeen inhoudt dat reeds bestaande types motoren
omgebouwd moeten worden alvorens men er PPO ingooit. Het millieuvriendelijke
van deze brandstof wordt gevonden in het feit dat de bij het verbrandingsproces
vrijkomende CO2 evenveel is als de hoeveelheid CO2 die de plant zelf tijdens
het groeiproces opneemt. Dit in tegenstelling tot de energie ( olie ) die
vanonder de aardkorst vandaan komt. Die veroorzaakt wel CO2, maar neemt
geen CO2 op. Met andere woorden: Het gebruik van koud geperste olie geeft
in de CO2 balans dus geen vervuiling. Tevens is de roet, uitgestoten bij
de verbranding, aanmerkelijk minder dan bij andere brandstoffen en veel
minder schadelijk.
Kan men zich een nog
fantastischer en milleuvriendelijker product voorstellen? Nee, zou ik willen zeggen, er dan dadelijk
aan toevoegend dat er nog wel een klein vochtprobleem aankleeft. In de PPO
blijft, vanwege de koude persing, namelijk glycerine achter en deze glycerine
bindt water aan zich. Een te grote hoeveelheid aan waterdeeltjes in de olie zal
als nadelig gevolg hebben dat de ( omgebouwde ) motor vastloopt. Om het laatste
te voorkomen is er echter een vastgestelde internationale DIN-norm, waar men
als producent en leverancier van PPO aan moet voldoen. Daarin staat als
maximaal toegestane hoeveelheid water in de olie: 700 parts pro million, of wel
700 waterdeeltjes op een miljoen oliedelen.
Dat men dit 'vochtprobleem' niet alleen hier aantreft bij de Noord Nederlandse Oliemolen mag blijken uit de woorden gesproken door een Duits ingenieur die er lakoniek op reageerde met: Dat hebben ze ja allemaal. Ongetwijfeld kan het worden gerangschikt onder het kopje ' Kinderziekten' en zal het spoedig tot het verleden behoren.
Behalve als brandstof wordt de gewonnen olie hier, bij de Noord Nederlandse
Oliemolen, gebruikt voor het maken van tafel-olie en zeep. De zeep wordt
op de markt gebracht door v/h Aristo Bedum en is ondermeer verkrijgbaar
bij de VVV-kantoren in de provincie Groningen. Wat de tafel-olie betreft
wordt er nog aan een bedrijfsplan gewerkt. Men heeft bij de Noord Nederlandse
Oliemolen ook hierin veel vertrouwen. Vooral omdat de verhouding van de
Omega 3 vetzuren in deze tafel-olie van groot belang zijn voor de gezondheid
en er dus vanuit dat oogpunt bezien zeker een markt voor zal zijn. Janny
Kolhorn laat weten dat er van de ingekochte koolzaad ongeveer 5 tot 10
procent 'vrij' is en dus gebruikt kan worden voor de consumptiemarkt.
Het restproduct, de schilfers, dat zeer rijk is aan eiwit, wordt in containers
afgevoerd en gebruikt als gecertificeerd veevoer. Ja, met keurmerk ! Vaak
wordt het gebruikt om te mengen met krachtvoer.
De gewonnen olie komt
aan het eind van het gehele proces in containers waarin 100.000 liter olie kan
worden opgeslagen. De productie van twee weken !
Na afloop van de uitermate boeiende rondleiding is er in de kantine, onder
het genot van een kopje koffie, nog uitgebreid gelegenheid tot het stellen
van vragen. Iets waar volop gebruik van wordt gemaakt. Vanzelfsprekend
komt daarbij ook het financiële plaatje ter sprake. Het wordt duidelijk
dat men zonder subsidie van de overheid werkt. Iets onbegrijpelijks, indien
men het afzet tegen het belang van een schoner milieu en het creëren van
nieuwe arbeidsplaatsen. Wel is er, dankzij de niet aflatende inzet van
de heer Aberson, een accijnsvrijstelling verleend door voormalig Minister
van Financiën G. Zalm en wel voor 2.3 miljoen liter op jaarbasis. Men zou
hier echter, indien besloten zou worden om de tweede pers te plaatsen,
ruim 5 miljoen olie kunnen produceren.
Ik kan me persoonlijk niet aan de indruk onttrekken dat de houding van
de overheid toch wel iets weg heeft van een zekere 'kruidenierspolitiek'.
Een woord dat ik hier voor het eerst hoorde en een woord waarmee landelijk
en plaatselijk bestuur nog wel eens wordt betiteld.
Er is nog een vraag die bij me leeft en ik stel hem aan Janny Kolhorn.
'Ik heb begrepen dat de verbouw van graan hoofdzaak blijft in het Oldambt,
omdat het lonender is dan de verbouw van koolzaad. Is er ondanks dat vaststaand
feit toch aan te nemen dat in de toekomst de verbouw van koolzaad mogelijkerwijs
een nog grotere vlucht zal nemen? '
Janny Kolhorn: 'Naarmate de energiemarkt wereldwijd schaarser wordt zullen agrarische
producten die geschikt zijn om te dienen als grondstof voor brandstof in
prijs stijgen. De verwachting is dat niet alleen de prijs van koolzaadolie
zal stijgen, maar ook die van granen en van bijvoorbeeld bieten of aardappelen.
Vanuit al deze agrarische producten kan, op de een of andere wijze, energie
worden gewonnen.'
Als dank voor het bezoek
en de getoonde interesse heeft de Noord Nederlandse Oliemolen voor iedereen een
bijzonder aardig gestileerd flesje met tafel-olie. Een leuke geste, vind ik.
Met het presentje veilig
opgeborgen in de fietstas en met een hoofd vol van indrukken fiets ik de weg
terug naar huis. Onwillekeurig moet ik daarbij denken aan Philipp Franz von
Siebold. Hoezeer hij, als natuurwetenschapper, in deze materie, deze nieuwe
ontwikkelingen geïnteresseerd zou zijn. Hoe hij vast en zeker, als arts, het
gebruik van het natuurprodukt zou toejuichen. Ja, gaat er door me heen, Siebold
zou een geboeid toehoorder tijdens Janny Kolhorn's rondleiding zijn geweest.
Verbeeld ik het me, of zie ik daar in het blauwe zwerk echt een glimlach
opdoemen?
|
( Juli 2006 ) |
* Foto's beschikbaar gesteld door:
Noord Nederlandse Oliemolen BV ( 1, 18, 19 );
Janny Kolhorn ( 2, 17 );
Paul Roelofs ( 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 21 )
© 2007 Trankiel
|
|
|