Klik op foto !
|
|
|
WANDELEN
MET
PAULIEN |
|
Als het Dagblad van het Noorden op dinsdag 3 april 2007, ter gelegenheid
van hun vijfjarig bestaan als ochtendkrant, een speciale jubileum stadswandeling
aanbiedt, is de boeking snel gemaakt. Mede omdat de wandeling zal worden
begeleid door de professionele Paulien Ex, met wie we reeds, tot volle tevredenheid, een aantal wan-delingen mochten
maken.
Op deze door de krant aangeboden wandeling zal ze ons meenemen door het Groningen van 1880 tot 1910. Het is de periode waarin het Nieuwsblad van het Noorden, zoals de naam tot 2001 luidde, is opgericht ( 1888 ). Een tijd van economische bloei, grote bouwactiviteit en de komst van het nieuwe vervoersmiddel de trein. De start is dan ook bij het oude pand van het Nieuwsblad van het Noorden aan het Gedempte Zuiderdiep, waarna we via de singels naar het indrukwekkende hoofdstation zullen wandelen. Vervolgens via het Emmaplein naar het voormalig Groninger Museum en naar het hoofdpostkantoor.
Nadat ze haar gasten heeft verwelkomd, vertelt Paulien, op de wijze die wij inmiddels zo goed van haar kennen en welke wij zozeer weten te waarderen, over de vroegste geschiedenis van het Nieuwsblad van het Noorden, waarvan het eerste exemplaar verscheen op 2 juni 1888. Hoewel reeds vanaf het begin een dagblad genoemd, verscheen het slechts twee keer per week, en wel op de woensdag en de zaterdag. Slechts drie pagina's dik en voor de prijs van 2 cent. Uitgegeven door de journalist en ambtenaar J. Nieuwenhuis die de krant echter na enige maanden al overdeed aan de drukker R. Hazewinkel Jzn.
Nu dat hij, naast drukker, tevens krantenman was, ging hij op zoek naar een goede locatie voor “zijn krant“. Het werd het Gedempte Zuiderdiep en de opdracht om het pand voor hem te ontwerpen ging naar architect G. Nijhuis uit Renkum.
Wijzend op de grote tegeltableaus in de kleur geel, met daarop in bruine
letters de naam Nieuwsblad van het Noorden, vertelt Paulien dat de heer
Hazewinkel zich hier waarschijnlijk toch wel heeft laten “inspireren” door
het schuin tegenover gelegen pand van mantelmagazijn De Adelaar. De eigenaar
daarvan, D. Sluiter, had ook van die prachtige tegeltableaus en daar kon
je toch eigenlijk niet voor onderdoen.....
Helaas is het Art nouveau pand, waarin De Adelaar was gevestigd, niet meer en staat op die plek nu de modezaak van C & A. Zo is er, in deze omgeving, nog een schitterend pand ten prooi gevallen aan de slopershamer: Het Art nouveau pand in de Herestraat waarin Peek & Cloppenburg was gevestigd. Ook hiervoor kwam nieuwbouw in de plaats. Nu de Bijenkorf.
Maar het voormalig kantoor van het Nieuwsblad van het Noorden, in Art nouveau/Jugendstil met tevens enige classisistische details, staat er nog immer te pronken.
Onderweg naar de volgende stop, het Hereplein, vallen een paar alleraardigste huizen op. Hoewel het niets te maken heeft met de wandeling van vandaag, Groningen van 1880 tot 1910, beantwoordt Paulien ook hier de vragen die komen. Het blijkt 'achter de barakken' te worden genoemd en de locatie te zijn waar, tijdens de Spaanse overheersing, Alva een dwangburcht liet bouwen. Hij smaakte echter niet het genoegen om het voltooid te zien, want de Spanjaard werd verdreven. Paulien vertelt dat in de kelder van één van de woningen, die zich nu hier bevinden, nog funderingsresten van de burcht zijn te zien.
's Avonds thuisgekomen vinden we op een site - members.home.nl - een interessante kaart: Groningen in de tijd dat het nog een vestingstad
was; Alva opdracht gaf de burcht te bouwen.
Op het Hereplein aangekomen informeert Paulien ons verder over die periode als vestingstad. Ze legt uit dat hier de weg liep waarlangs men vanuit het zuiden, via de Hondsrug, de vesting binnenkwam door de poort die zich nu bij het Rijksmuseum in Amsterdam bevindt. Niet slechts vredelievenden, maar ook oorlogszuchtigen als de bekende Bommen Berend die vanaf hier de vesting beschoot.
Waar zich nu de prachtige singels bevinden lag in die dagen de vestingsgracht. Hoewel men, na het slechten van de wallen, het idee had om hier industrie te vestigen, waren het de goedgesitueerden die daar een stokje voor staken. Zij vonden het een uitgelezen locatie om er prachtige huizen, die zo getuigden van hun verkregen welstand, te laten bouwen. Door hun hoogte, het moest 8 meter zijn, onttrokken ze tevens de binnenstad met haar armere bevolking aan het gezicht.
Rechts, aan de Ubbo Emmiussingel, zien we het schitterend pand van Jonkheer Mr. J AE. A van Panhuys, geliefd burgemeester van Groningen en Commissaris des Konings aldaar ( 1886 ). Het is gebouwd in de zogenaamde Loire stijl, dezelfde als die van het landgoed Nienoord welke hij door vererving in bezit kreeg in 1884 en waar hij na zijn pensionering ging wonen. Toch kwam hij nog vaak naar z'n dierbaar Groningen. Een van die tochten per koets, van Groningen terug naar huis, zou eindigen in een waar drama. Op de mistige avond van 6 november 1907 raakte de koets van de familie Panhuys van de weg en belandde in het water van het Hoendiep. Hij, z'n echtgenote, zoon en schoondochter verdronken jammerlijk. Evenals een palfrenier.
|
De singels met hun oogstrelende huizen, die allen over een souterrain - voor het personeel - beschikken, ze getuigen van de economische bloei die de stad doormaakte.
Langs het, door Mendini vorm gegeven, Groninger Museum lopen we naar het hoofdstation van Groningen. Als eerste wijst Paulien
ons op het gevleugelde wiel dat op het dak prijkt. Destijds het symbool
van de spoorwegen.
In veel doet dit station denken aan Amsterdam Centraal, ontworpen door
de bekende architect P.J.H. Cuypers, zij het dat dit gebouw nog rijker
is voorzien van ornamenten.
Groningen koos destijds voor een tijdgenoot van Cuypers, de zeer bekende
Isaac Gosschalk ( 1838-1907 ). Zoon van de joodse arts Gosschalk uit Amsterdam,
en ook wel de architect van de Hollandse Renaissance genoemd, hoewel hij
zich tevens heeft laten inspireren door de gotiek. Beide vinden we terug
in dit schitterend gebouw uit 1896, gelegen aan het Stationsplein, tegenover
het museum. Paulien legt uit dat het niet het eerste station in Groningen
is, maar dat reeds in 1866 een noodgebouw, net buiten de vesting, in gebruik
werd genomen. Dit als gevolg van de opening van de spoorlijn naar Leeuwarden.
Als het spoornet verder wordt uitgebreid met lijnen naar Winschoten en
Nieuweschans, Meppel en Zwolle, komt er in 1872, na de slechting van de
vestingwallen, een echt station op de plaats waar we nu tegenover het huidige
station staan. Terecht een van de fraaiste van Nederland genoemd ! Ervoor
bevindt zich een modern stuk architectuur: Het Stadsbalkon. Dit bestaat
uit twee delen. Het bovenste is een golvend plein waarover gelopen kan
worden en dat het dak vormt van de fietsenstalling in het onderste deel.
Groningen is een fietsstad en het is dan ook niet zo verwonderlijk dat
hier plaats is voor meer dan 4000 fietsen die vrij gestald kunnen worden.
Paulien voegt er nog aan toe dat dit onder toezicht is en wijzend op de
oranje palen waarop het dak rust: 'Zie je, ze staan allemaal scheef. Dat
is gedaan zodat iemand er zich niet achter kan verbergen.'
Nog een weetje: De stalling wordt in de lengte doorkruist door een fietspad. Aan de ene kant daal je af in de stalling en aan de andere is het even stevig doortrappen om weer aan het oppervlak te verschijnen.
Even later wanen we ons een eeuw terug in de tijd. Oorzaak: de in oude
staat teruggebrachte centrale hal met z'n metselwerk in vlechtwerken van
rode, gele en zwarte stenen. Z'n hoge gietijzeren gaslantaarn, die ook
daadwerkelijk op gas brandt. De teksten boven de doorgangen.
Het plafond oogst bewonderende blikken. De kleurrijke bloemmotieven en architectonische elementen aan dit plafond zijn in het geheel gemaakt van papier collé, een techniek die ook wel is toegepast in borgen. Naast het lichte gewicht zullen het vooral de lage kosten zijn geweest die de keuze op papier collé liet vallen. Maar een toepassing op zo grote schaal als hier in de centrale stationshal kan ongebruikelijk worden genoemd.
Hoog in de wanden bevinden zich, zowel aan de voor- als aan de spoorzijde, grote glas-in-loodramen met sierlijke patronen in vijf kleuren. Aan de andere twee zijden liet Gosschalk tegeltableaus aanbrengen. Deze zijn een ontwerp van F.H. Bach, destijds docent handtekenen aan Academie Minerva en mede bekend als leermeester van de Ploeg.
Aan de westkant zien we drie tableaus. Op het middelste de Groningse stedenmaagd die troont boven gevleugelde wielen - zoals er zich ook een op het dak bevindt - en diverse symbolen van de stad. Op het linker en rechter tableau godinnen die de Telegrafie en de Post verbeelden. Als we ons omdraaien zien we hoog aan de andere wand nog twee tableaus van F.H. Bach. Twee mannen: de Arbeid en de Tijd. De Arbeid heeft een schop in de hand en wordt omgeven door ijverige diersoorten zoals spinnen, mieren en bijen. Op het tableau dat de tijd verbeeldt zien we onder meer een zandloper en de tekens van de dierenriem. Opvallend is ook het lint dat door de Tijd wordt doorgeknipt, ten teken van het einde van de levenslijn. Zozeer wanen we ons terug in reeds lang vervlogen tijd dat het ons niet moeilijk valt ons volledig te vinden in Paulien haar woorden: Frans was toen de sjieke taal en aangezien de mensen die per trein reisden goed bemiddeld waren en zich derhalve zeker van die taal hebben mogen bediend, kun je je voorstellen dat ze het “salle des pas pardus” - een zaal waarin voetstappen verloren gaan - noemden.
Onze voeten brengen ons naar het verderop gelegen Emmaplein. We zien er de Videobusstop, een ontwerp van R. Koolhaas, waar de reiziger tijdens het wachten van een video kan genieten. En het eerste monument dat in dit land is opgericht als protest tegen de kernwapenwedloop ( 1985 ). Het beeldhouwwerk, van de kunstenaar Hugo Hol, bestaat uit een kubusframe van gedeukt en gekarteld messing met daarin een kleinere kubus van zwart Belgisch hardsteen. Hij wil hiermee een abstracte verbeelding van het probleem van de kernbewapening geven. Hij doet dit door een tegenstelling van twee geometrische vormen te tonen: Het gehavende messing frame symboliseert de onvolkomenheid van de door de mens gemaakte maatschappij. De zwarte kubus staat voor de van oorsprong zuivere natuur. In de wisselwerking tussen beide krachten ziet de kunstenaar de basis voor zowel de vooruitgang, als voor de dreigende ondergang van de aarde.
Langs de Praediniussingel lopen we naar het vroegere Groninger Museum - sinds 1995 het Natuurmuseum - dat aan het einde van de negentiende eeuw is ontworpen door de bekende Groninger architect en architectuurhistoricus Cornelis Hendrik Peters ( 1847-1932 ) en het Gronings Museum voor Stad en Lande heette.
Peters die voorbestemd leek om dominee te worden zou vooral bekend worden door talloze ontwerpen voor postkantoren. Zo is ook het hoofdpostkantoor te Amsterdam een ontwerp van zijn hand. Daarnaast beschreef hij middeleeuwse kerken en andere bouwwerken in de provincie Groningen ( en Friesland ) en gaf hij, in z'n eerste boek, een overzicht van de boerenplaatsenbouw in Nederland. Zijn opleiding kreeg hij onder meer van de beroemde architect P.J.H. Cuypers, op wiens bureau te Amsterdam hij als enige protestant verbleef.
Dankzij Cuypers werd Peters in 1876 benoemd tot Rijksbouwkundige voor de Gebouwen van Financiën. Eigenbelang speelde hier ongetwijfeld een rol, want Cuypers hoopte zo zijn positie bij het streven naar een nationale bouwstijl te versterken. Die stijl moest een combinatie zijn van neogotiek en elementen uit de renaissance.
Peters z'n officiële taak werd het ontwerpen van post- en telegraafkantoren.
Iets waaraan door de invoering van de Postwet ( 1870 ) grote behoefte bestond.
Maar ook maakte hij het ontwerp voor het ministerie van Justitie in Den
Haag.
Twee jaar na zijn benoeming had hij een eigen kantoor: Rijksbouwkundige
voor de Landsgebouwen bij het ministerie van Waterstaat, Handel en Nijverheid.
Deze werd later gesplitst in twee afdelingen: een voor het zuiden en een
voor het noorden. Peters kreeg het noorden als werkgebied. Hij had toen
al circa veertig postkantoren ontworpen en daarbij was hij tegemoetgekomen
aan Cuypers wens: een nationale bouwstijl. Later zou hij zich echter steeds
meer laten inspireren door de Groningse romanogotiek uit de dertiende eeuw.
Als particulier architect ontwierp Peters het raadhuis van Winschoten ( 1895-1896 ). In de provincie Groningen tekende hij ook voor: Het belastingkantoor in de stad; het postkantoor in Winschoten, Oude Pekela en Veendam.
En het postkantoor in de stad, gelegen op de hoek van Munnekeholm en Schuitemakers, schuin tegenover de imposante A-Kerk.
Dit postkantoor is de laatste stop tijdens de boeiende wandeling die we vandaag met Paulien maken. Helaas staat het gebouw in de steigers en is er weinig van te zien. Hoewel het, na de restauratie, z'n functie als hoofdpostkantoor zal behouden, zal de bovenruimte gebruikt worden voor huisvesting van studenten.
Het is hier dat we afscheid nemen van onze charmante en zeer deskundige gids. We doen dit met een welgemeend: 'Tot ziens, tot een volgende wandeling.'
Zie ook: Groningen
© 2007 Trankiel
|
|