|
PRESENTATIE NIEUWE NOVELLE IN DE STREEKTAAL
EN
HAIKUBUNDEL VAN GERRIT WASSING |
De herfst heeft overduidelijk zijn intrede gedaan. Er waait een stevige koude wind en uit een zwaar-bewolkte hemel valt de regen gestaag op ons neer tijdens de korte wandeling vanaf het treinstation Sappemeer-Oost naar de aan het dorp Kleinemeer grenzende veenborg Welgelegen. Desondanks is het druk op de tot rijksmonument aangewezen borg uit 1655. Een groot aantal liefhebbers, zo blijkt, wenst er de presentatie bij te wonen van de novelle n Vogel in de toene en de haikubundel Chrysanten kweken, beide van de hand van auteur Gerrit Wassing en uitgegeven door Staalboek
Veendam. Het geheel muzikaal omlijst door zangeres Alie Meijer, begeleid
door de populaire pianist Alex Staal.
Gerrit Wassing spreekt in zijn dankwoord aan het eind van de presentatie
over de bijzondere kracht van de zang tegenover het woord. De auteur licht
dit nader toe met het wijden van enige woorden aan psalm 22 en een daarboven
geschreven aanwijzing voor de dirigent, de koorleider: Zingen op de wijze van 'een hertje in de morgen'. En hij vervolgt met de constatering dat niemand het lied over dat hertje
meer kent. Echter wel is het duidelijk dat het gaat om een hertje, dat
de nacht rijk aan wilde beesten is doorgekomen en nu aan de rand van het
woud de morgen ziet dagen. De woorden vanaf het kruis, in psalm 22, roepen
de uiterste eenzaamheid, verlatenheid op. Maar de muziek die er bij wordt
aan-gehaald is muziek van iemand die voelt hoe hij uit de chaos is getild.
Vandaar, zo luidt zijn eind-conclusie, is de zang zo belangrijk. Het roept een andere wereld op.
Gerrit Wassing weet ook deze middag zijn publiek wederom te boeien. Ook
nu is er weer zijn veelal relativerende humor, die menig lach aan de volle
zaal ontlokt, en zijn er de wijsheden die tot na-denken stemmen. Als erkend
en geliefd schrijver, dit zowel in het Nederlands als wel in het bijzonder
de streektaal, laat hij ook nu niet na met een kwinkslag in te gaan op
de verschillen tussen beide tijdens zijn inleiding op de titel n Vogel in toene.
In het verhaal is er sprake van rooie tuden. Even een korte pauze laten vallend, iets dat hij wel vaker pleegt te doen, richt hij zich tot zijn publiek met de vraag of zij weten hoe ze beneden de IJssel een tude noemen.
Een kip, roept hij uit. Een kip. Niet te geloven. Er zit niets meer in van een levend wezen: kip.
Maar dan wordt hij iets serieuzer van toon, wanneer hij verhaalt van zijn
grootouders' huis achter het plantsoen in de stad. Hoe er in de gang van
dat huis aan het eind een deur zat met daarin gekleurd glas, die toegang
verschafte tot de tuin. Hoe ze als kinderen door dat glas naar de kippen
in de tuin stonden te kijken en hoe die beestjes dan allerlei kleuren kregen.
De een zag opeens rode, het andere kind zag er blauwe kippen rondscharrelen
En hij vervolgt met: Toen ik terug was in het huis van mijn grootouders in de Kolfstraat achter
het plantsoen, dacht ik opeens dat de wereld vol is van blauwe en rode
kippen en dat wij mensen ons daar erg druk over maken.
In het verhaaltje, dat Fenny ( directeur van Staalboek ) gaat voorlezen, heb ik geprobeerd te vertellen hoe wij de wereld zouden
zien als er in de oude gang van opa en opoe een deur zou zijn geweest met
gewoon glas.
Ze hadden mij in de familie verteld, dat mijn grootmoeder van vaders kant uit Indië kwam. Toen ik gepensioneerd was, wilde ik dat wel eens uitzoeken. En ik deed het.
Zo begint hij het volgend gedeelte van zijn toespraak op deze middag. Het
gaat over de zoektocht naar zijn Indische voorouder, het aangrijpend verhaal
dat hij later zou neerschrijven in het boek: Met de vouten in t wotter. Hoe tijdens zijn naspeuringen plotseling in de Groninger Archieven duidelijk
werd dat niet zijn grootmoeder uit de groene gordel van smaragd afkomstig
was, maar hààr grootvader. Als jongetje van zeven jaar in 1810 door iemand
meegenomen naar Veendam, dat in die tijd veel scheepvaart kende. Tot in
Indië toe! Het kleine jongetje dat hier de naam Jan van Oost mee zou krijgen.
Gerrit Wassing vertelt hoe het hem toen duidelijk werd waar zowel zijn
vader als hijzelf de liefde voor verhalen vandaan had. Want niemand heeft zomaar iets.
En hij vervolgt het indrukwekkend verhaal met: In het oosten heeft men veel meer verhalen dan wij hier. Maar verhalen worden nooit verhalen, als ze de ruimte niet krijgen. En is in het Groninger land de ruimte in het veen niet groots, wijd en spannend?
Ik dacht aan het jongetje van 1810. Dat jongetje kwam niet alleen uit het land van de slaven, zoals ik ergens heb gevonden, maar vooral uit het land van de verhalen. Opeens viel de gedachte in mij, dat mijn verhalen goed pasten in het land van die vreemde, grote ruimte van het veen. En ik dacht: ik breng mijn verhalen terug naar die wereld waar verhalen zich zo goed thuis voelen. En als ik dat wil, dan moet ik dit eerste boekje geven aan iemand die bijna haar hele leven in die ruimte heeft gewoond en er met haar pen over heeft geschreven: aan Gré van der Veen.
|
|
De auteur overhandigt het eerste exemplaar aan Gré van der Veen
Deze foto's werden ons beschikbaar gesteld door St. 't Grunneger Bouk |
Nadat hij het eerste exemplaar aan Gré van der Veen heeft overhandigd is
het tijd om nog iets dieper in te gaan op de haikubundel: Chrysanten kweken.
Een ingelegd kaartje geeft de reden van de gekozen titel. Toen de beroemde dichter T'ao Yüan-ming zich nutteloos voelde in deze wereld, trok hij zich terug op het platteland en wijdde zich aan het kweken van chrysanten. Bij het kiezen van een titel voor mijn haikubundel dacht ik aan dit verhaal. Maar misschien denkt u bij chrysanten aan heel andere dingen. Daarvoor geeft de haiku u alle ruimte.
In zijn toespraak gaat hij nader in op de rol van Donald Keene waar het gaat om de Japanse litera-tuur vanaf 1600. De naam die hij aan het eerste boek dat hij daarover schreef meegaf luidt: Wereld binnen de muren.
Gerrit Wassing: Ik weet niet, of de mensen daar zich ervan bewust zijn geweest dat ze opgesloten
waren. Maar bewust of niet: als je binnen de muren bent, moet dat gestalte
krijgen in de poëzie. Daar kom je niet onderuit.
Het tweede boek van Donald Keene waaraan wordt gerefereerd, bestrijkt de periode na 1867 en is getiteld Dawn to the West.
Gerrit Wassing: Wij praten in de trein van Assen tot Den Haag uren over ons werk, of wij
leven in een wereld tussen de muren. De geschiedenis van Japan leert ons,
dat de behoefte aan een andere wereld, een wereld zonder muren, onuitroeibaar
is en dat je het op den duur zelfs gaat exporteren.
Het eerste exemplaar van Chrysanten kweken gaat naar de vrouw die volgens de auteur de wereld van het werk en een
andere wereld kent: hun Fenny Hogewerf.
De presentatie van zijn kant afrondend brengt ons nog een prachtig verhaal over zien Ebbenstroade in Stad en het beeldje van een groene Tara – een godin uit Tibet – dat hij daar
in een winkeltje aantrof en die er uit ziet alsof ze zo naar je toe wil
lopen. En dat deed ik. Wachten tot ze naar me toekwam. Want zoiets koop je niet,
zoiets komt naar je toe.
Hoe hij haar onmiddellijk herkende? Nu dat was eenvoudig hij had er al eens een meegenomen vanuit Singapore, omdat hij vond dat ze er ietwat verloren bij stond in dat Singaporees winkeltje en bij hem thuis vast en zeker meer aandacht zou krijgen.
Hij eindigt met: Ik schrijf al jaren boekjes. Maar die moeten niet alleen maar wat voorstellen.
Die moeten er ook een beetje uitzien. Nou kijk maar goed straks. Fenny
Staal heeft er weer iets heel moois van gemaakt met foto's van mijn zoon
Peter. En toen dacht ik: ik moet die groene Tara uit Ebbenstroade maar
aan Fenny geven. Ik had er ja al één: uit Singapore.
VOOR NOG MEER GERRIT WASSING: klik hier |
© 2008 Trankiel
|
|
|
|