Trankiel  Groningen - Japan
Welkom  Terug in de tijd Japanners in Nederland Groningen en Japan Cultuurverschil Japan Groningen  
 ようこそ むかし へ オランダ の 日本人 フローニンゲン と 日本 文化のちがい 日本 フローニンゲン  

Links:

Model van de fluyt Zeehaen

www.geocities.com/p_hdewit/zeehaen.html



-----------------------------------------------------------






ABEL TASMAN en JAPAN

IV


In deel 3 werd er aandacht besteed aan het uiterlijk van de Japanner. Maar hoe zat het met het inner-lijke, met zijn karakter? Waarin verschilde hij met wat wij gewend waren?

Hoofddeugden van het Japansche karakter zijn spaarzaamheid, matigheid, arbeidzaamheid, eerlijk-heid en zindelijkheid; sterke dranken worden alleen door de lagere klassen gebruikt, en ook onder deze wordt het voor een groote schande gehouden, vooral bij dag, dronken te zijn. Van diefstallen hoort men zeer zelden bij de Japanners, en wanneer deze nog plaats hebben, bepalen zij zich tot kleinigheden. Hun zindelijkheid strekt zich niet alleen tot het lichaam uit, dat zij dagelijks in warm water baden, maar ook vooral tot hun huizen, kleeding en al wat zij gebruiken. Minder prijzenswaardig is bij hen de hoogmoed, wraakzucht en het wantrouwen jegens vreemdelingen niet alleen, maar ook jegens land- en stadgenooten; maar niets schijnt ons meer met de vorderingen, die de Japanners ongetwijfeld in beschaving hebben gemaakt, te strijden, dan de zoo algemeen plaats grijpende zelfmoord door buik-snijding. Het is waar, ook bij de beschaafde natiën van Europa is de zelfmoord helaas niet vreemd en vinden niet zelden tweegevechten plaats; maar bij alle Christelijke volken wordt ook de zelfmoord ver-foeid, en voor een weldenkend mensch is het tweegevecht een strafwaardige misdaad. Niet zoo bij de Japanners. Wanneer zich daar bij voorbeeld eenig ambtenaar, hetzij moedwillig, hetzij door nalatig-heid aan het een of ander misdrijf heeft schuldig gemaakt, wanneer door zijn ondergeschikten een strafwaardige daad is verricht, ja zelfs wanneer in den kring zijner ambtsverrichtingen een misdrijf is gepleegd, dat hij niet heeft kunnen voorkomen of waarvan hij den dader niet heeft kunnen ontdekken, dan snijdt hij zich, om de straf en de schande voor zich en zijn gezin te ontduiken, den buik open. Het zelfde heeft plaats, wanneer een Japanner door een ander beleedigd is, in welk geval de beleediger eveneens genoodzaakt is, zich door buiksnijding van kant te helpen. Dit alles mag u vreemd voorko-men, maar die verwondering zal verminderen, indien wij weten dat de Japanner zeer hoogmoedig is, zodat uit dit ééne gebrek velerlei kwaad voortvloeit. Daarom mag hij geen beleediging vergeven, ja meent men, dat hij zich met onuitwischbare schande zou overdekken, indien hij, als het hem on-mogelijk is, een beleediging op den beleediger te wreken, die niet op zich zelven wreekte; en dat, wanneer hij, in geval van misdrijf, door buiksnijding, de straf ontduikt, hierdoor geen schande op hem, noch op zijn naastbestaanden rust, en hij hierdoor de betrekking, door hem bekleed, voor zijn zoon verzekert. Ook gaan de straffen bij de Japanners, inzonderheid de doodstraffen, met zulke pijnigingen vergezeld, dat een man van den fatsoenlijken stand zich liever vrijwillig van kant helpt, dan dat hij zich in gevaar stelt, om tot die straffen veroordeeld te worden. Om kort te gaan, de buiksnijding is zoo algemeen, dat men zich, reeds in zijn jeugd oefent, om dit met behendigheid en overeenkomstig de regelen te doen, en dat iemand die op reis gaat, nimmer zal nalaten, de bijzondere kleeding, voor de buiksnijding bestemd, mede te nemen. Vroeger sneden zelfs de vertrouwde dienaren, bij het overlijden van hun heer, zich den buik open, om hun gehechtheid te betoonen, maar dit misbruik is door den Keizer in 1663 afgeschaft. In de 19e eeuw nog moesten, wanneer iemand tot buiksnijding veroordeeld werd, zijn zoons en broeders, en ook zijn vader en zijn ooms, zich aan diezelfde straf onderwerpen.


Noot:
In het boek waaruit deze delen zijn overgenomen wordt soms gesproken van Japaneezen en dan weer van Japanners. Wij hebben er voor gekozen hierin geen verbetering aan te brengen.


Japan en zelfdoding


Aan het bovenstaande deel toegevoegd dat Japan nog altijd bekend staat als een natie met een hoog percentage waar het gaat om de gekozen weg van zelfdoding.
In het lezenswaardig boek Geketende democratie , zegt auteur Hans van der Lugt hierover:
... Behalve betalen springen ze ook van daken en balkons, hangen zich thuis of in bossen op, zetten hun huis met gezinsleden en al in vuur en vlam, of - nieuwe vondst - vergassen zich in kleine groepjes in een secuur afgeplakte auto met koolmonoxide; een ruime 30.000 mensen per jaar.
Dit alles en veel meer schrijnends vindt plaats onder een grote glazen stolp, die transparant genoeg is om van buiten naar binnen te kijken. 'Japan' blijkt een vreemdeling, een gajin, te zijn op deze planeet; niet van deze wereld ...


Voor diegene die meer wil weten over dit onderwerp, verwijzen wij naar:

POSITIVITEIT VAN DE LEEGTE
ETHIEK EN BEWUSTZIJN VAN DE DOOD IN JAPAN
  -  Henk Oosterling

Overgenomen uit het boek:

CRISIS VAN DE REDE?
Perspectieven op cultuur

Erik Heyermans & Paul Wouters

Uitgeverij Van Gorcum, Assen/Maastricht ( 1992 )

ZIE OOK: Henk Oosterling





We hebben de donkere zijde van de Japanse samenleving achter ons gelaten en betreden de wereld van de spiritualiteit. Is er iets mooier dan het huwelijk om dit deel mee aan te vangen?


De huwelijken worden in Japan met veel plechtigheid in de tempels gevierd. In de hoogere klassen moet de vrouw van denzelfden stand als haar man zijn. De kinderen worden zorgvuldig opgevoed; in de scholen leeren zij lezen en schrijven en eenige zedespreuken. De Japansche taal heeft met geen andere Aziatische eenige overeenkomst, dan alleen met die van de bewoners der noordelijk van Japan gelegen eilanden, de Kurilen. Priesters, geleerden en de hoogere standen bedienen zich ook van het Chineesche letterschrift; het schrift van de lagere standen bestaat uit 48 letters, van welke eenige geheele lettergrepen voorstellen.Verschillende Nederlandsche wetenschappelijke werken zijn in het Japansch vertaald; ook beoefenen de geleerden vlijtig onze taal.
De Japanners zijn nog heidenen; het Christendom, dat hier in de 16de en het begin van de 17de eeuw door de Portugeesche en Spaansche zendelingen met veel ijver verkondigd werd, is door de schuld der verkondigers zelven, die hunne heerschzuchtige bedoelingen openlijk ten toon spreidden, omstreeks het jaar 1639 voor altijd door den Keizer uit het rijk verbannen. Drie godsdiensten zijn het meest verspreid in Japan: de leer van Sindoo, van Buddha en van Kon-fu-tsee of Confucius. De belijders der leer van Sindoo, wier aantal op ongeveer 15 millioenen geschat wordt, aanbidden een almachtige, on-zichtbaar opperwezen, die zijnen troon boven de wolken heeft, maar die te groot is, om in tempels en in den vorm van een beeld vereerd te worden. Dezen hoogsten God staan echter vele nevengoden, Kami genoemd, ter zijde, die de lotgevallen der menschen beschikken en daarom aangebeden en in tempels vereerd worden.
Ook worden personen, die door een buitengewoon godsdienstige wandel uitgemunt hebben, somtijds als heiligen vereerd.
Booze geesten kennen de Japanners niet, dan de zielen der vossen, omdat deze dieren meermalen groote schade aanrichten.
1)

Overigens leert deze godsdienst niet alleen de onsterfelijkheid der ziel, maar ook, dat het goede in het volgende leven beloond, het kwade gestraft wordt, en dat reinheid en onschuld des harten het hoogste goed is.

Taikodani Inari Jinja Shrine, Tsuwano ( Pref.Yamaguchi ). Foto: Katsutoshi Osaki ©

De leer van Buddha, wier belijders insgelijks op 15 millioenen geschat worden, is waarschijnlijk van de Indiën over Korea naar Japan gebracht. De opperste God der Japansche Buddhisten is Amida, de opperste booze geest Jamma. Het aantal der mindere goden en heiligen is verbazend groot. De grond-stellingen van deze leer zijn de onsterfelijkheid der ziel bij menschen en dieren, belooningen en straf-fen na dit leven en verschillende trappen van gelukzaligheid en verdoemenis. Ook gelooven de Bud-dhisten, dat de zielen der goddeloozen bij hunnen dood in dieren overgaan, en vervolgens, wanneer zij zich gebeterd hebben, weder in menschen terugkeeren.
De belijders van deze beide godsdiensten hebben een gemeenschappelijk opperhoofd, Mikado ge-naamd, die in de stad Miako, op het eiland Nipon, zijn zetel heeft, en de eerste persoon van het rijk is. Slechts zijn vrouwen en hofbeambten hebben het voorrecht, den opperpriester, die nimmer het paleis, waarin hij geboren is, verlaat, te zien, voor alle anderen is hij onzichtbaar; alleen bij een zeker feest, dat ééns in het jaar gevierd wordt, gaat dit hoog personaadje in een overdekte gallerij, die eenige openingen van onderen heeft, wandelen, bij welke gelegenheid zij, die onder deze gallerij zich bevin-den, de groote eer genieten, zijn voeten te zien. Hij draagt een kleedingstuk slechts éénmaal, het ge-dragene wordt aan de hofbedienden geschonken; ook eet hij nimmer dan van geheel nieuwe schotels, terwijl de gebruikte terstond in stukken geslagen worden, opdat een ander ze niet door zijn gebruik ontheiligd. Zelfs de Keizer is den Mikado eerbied verschuldigd, zendt hem nu en dan eenige geschenk-en, en bezoekt hem om de vier of vijf jaren.

De derde godsdienst, die ook vele belijders in Japan vindt, vooral onder de geleerden, is die van Kon-fu-tsee ( Confucius ). Deze Confucius was een voortreffelijke wijze, die omstreeks 500 jaren vóór Chris-tus geboorte in China leefde, en zich zoowel door hervorming der godsdienstige instellingen, als door geschriften zeer verdienstelijk jegens zijn vaderland gemaakt heeft. Zijn leer, die vooral zeer rijk is aan voorschriften over de plichten der menschen, is vrij algemeen verbreid in China; ook wordt hem zelf niet zeldzaam goddelijke eer bewezen.

De voornaamste godsdienstige plechtigheden der Japanners zijn offeranden, feesten en bedevaarten. Hun tempels zijn vaak zeer uitgestrekte gebouwen, en ofschoon ook hierin, evenals in hun woon-huizen, die meestal van hout zijn en slechts één verdieping hebben, duidelijk zichtbaar is, dat zij in de bouwkunst niet zulke groote vorderingen als de Chinezen gemaakt hebben, is vooral die bij Miako waarlijk prachtig te noemen. In de tempels der Sindpooïsten vindt men een grooten spiegel, voor wel-ken allen, die de Godheid komen aanbidden, moeten nederknielen. Deze spiegel moet hun leeren, dat gelijk het schitterend metaal hun alle vlekken van hun lichaam toont, zoo ook de alwetende Godheid alle neigingen en verkeerdheden van hun hart kent.

 Wordt vervolgd

1 ) Zie ook: 'Het geluid van vallende sneeuw'





 

© 2009 Trankiel