|
|
|
Kunst uit de periode 1945-1975 |
|
Nog maar amper bekomen van al het moois dat we op Cuba! Kunst en geschiedenis van 1868 tot heden hebben mogen zien, begeven we ons naar die andere tentoonstelling in het
Groninger Museum: Jong in Groningen. Ook deze mag zich verheugen in een grote aandacht en zal ongetwijfeld
hoog scoren bij het publiek. En het dient gezegd dat er uit publicitair
oogpunt alles aan is gedaan.
Zo zond RTV Noord vrij recentelijk in twee delen de gelijknamige documentaire
uit, waarin samen-steller Henk van Os op zijn geheel eigen wijze de kijker
meeneemt naar de Groninger kunst in de jaren vijftig en zestig. Een productie
van Stichting Beeldlijn, met onder meer beeldmateriaal van Henri de Wolf,
Han Jansen en Siep van den Berg, en gemaakt door Buddy Hermans en Lejo
Siepe. Daarnaast verscheen er ook nog eens een boek met dezelfde titel.
Algemeen directeur Kees van Twist begint het door hem geschreven voorwoord in dit boek als volgt:
Het idee om de generatie Groningse kunstenaars van na de Tweede Wereldoorlog in de schijnwerpers te zetten, is afkomstig van Henk van Os. Al van jongs af aan onderging deze toonaangevende kunsthis-toricus zijn kunst- en cultuurhistorische vorming onder invloed van generatiegenoten, die opgroeiden in de schaduw van De Ploeg. Deze kunstenaars, die voor de gelegenheid zijn samengebracht onder de titel Jong in Groningen, zorgden voor een naoorlogse respons waarin zichtbaar is hoe gevarieerd de kunst in die periode was: van figuratief tot abstract, van 'environment' tot land art en van minimalis-tisch tot lyrisch abstracte kunst.
Het is belangrijk deze kunstenaars in het Groninger Museum te tonen, omdat
het laat zien dat Gro-ningen meer te bieden heeft dan de inmiddels befaamd
geworden schilderkunst van De Ploeg ...
Het is een boeiend boek geworden. Niet alleen voor de geboren Groninger die er veel in zal herkennen, maar voor een ieder die de kunst een warm hart toedraagt. Geschreven in een stijl die we al wisten te waarderen in de tijd dat de auteur de televisiekijker liet kennismaken met kunst. Samengevat: Henk van Os ten voeten uit!
Dat begint al bij de allereerste zinnen van het eerste hoofdstuk, De eerste
stap:
Bij mij begon het met plaatjes kijken. Aanvankelijk waren het vooral onschuldige voorstellingen uit de platenbijbel thuis en schoolplaten met scènes uit de bijbelse en vaderlandse geschiedenis in de lokalen van de hervormde school met de Bijbel in Haren.
En vervolgens neemt hij de lezer verder mee in de tijd dat hij in Groningen
zijn eerste, soms schuchtere stappen in de wereld van de kunst zette. Van
de historische romans die hij van vader kreeg om te lezen, via door vader
aangemoedigde filatelistische activiteiten, naar de stripboekjes van Dick
Bos en verder... Geen droge stof, maar een eigentijds verhaal over kunst.
Hier en daar overgoten met milde humor, zoals we dat van hem kennen.
Heel mooi beschreven is zijn kennismaking met Marten en Grietje van Dijk,
die destijds de scepter zwaaiden in galerie De Mangelgang. Zij waren het
die hem als jongen wezen op Wobbe Alkema, door de echtelieden omschreven als een groot kunstenaar. Zelf schrijft
Henk van Os in zijn boek: In de loop der jaren heb ik pas goed leren begrijpen dat Wobbe de ideale
inleider tot moderne kunst is geweest. Hij was een constructivistische
schilder, maar zonder de dogmatische drammerigheid die constructivisten
zo vaak eigen was. Hij schilderde abstract omdat dat nu eenmaal zijn manier
was om orde en harmonie te scheppen in een chaotische wereld ...
Het boek is zo uitermate informatief, dat je al snel de neiging voelt om er nog veel meer uit te citeren. Echter, dat zou binnen deze context iets teveel van het goede zijn.
Om mee te eindigen, noemen we de laatste 45 bladzijden. Naast een werk
van de betreffende kunste-naar stelt Henk van Os hem of haar nader aan
de lezer voor. Zo maken we achtereenvolgens kennis met: Coen Schilt, Siep
van den Berg, Fie Werkman, Ruloff Manuputty, Marten Klompien, Karl Pelgrom,
Els Amman, Jo van Dijk, Han Jansen, Edu Waskowsky, Martin Tissing, Henri
de Wolf, Jan Hoving, Matthijs Röling, Olga Wiese en Drewes de Wit.
In een in de juli/augustus editie van de Kunstkrant gepubliceerd interview, door Illand Pietersma, beantwoordt Henk van Os als volgt de vraag hoe deze kunstenaars geplaatst moeten worden in de Ne-derlandse kunstgeschiedenis.
Dat moet zich nog bewijzen. Maar ik ben er van overtuigd, dat ze behoren
tot de grote kunstenaars die de jaren vijftig heeft voortgebracht. Fie
Werkman is in Groningen altijd zwaar onderschat geweest, terwijl ze tóen
al landelijk werd aangeprezen. Edu Waskowsky was zonder meer een kunstenaar
van internationale allure. Martin Tissing is een echte individualist. Kijk
naar zijn grote schilderijen en wijs me maar eens iets vergelijkbaars aan
bij collega's van CoBrA. En Henri de Wolf was waarlijk een historisch fenomeen.
Een wonderbaarlijke persoonlijkheid met zijn gefriemel en geframmel. In
Amsterdam lopen er misschien wel drie van rond, die net zo leuk zijn. Maar
die vallen er niet op. In Groningen kon je niet om hem heen. Nee, we hebben
het hier over een ware schatkamer.
Hendrik Willem van Os (1938) groeide op in Haren en studeerde ge-schiedenis
en kunstgeschiedenis aan de RUG van 1957 tot 1964 en promoveerde aan de
Groninger universiteit in 1969.
In 1974 werd hij er hoogleraar Kunst- en cultuurgeschiedenis en in 1984 decaan van de Faculteit der Letteren.
Van 1989 tot 1996 was Henk van Os directeur van het Rijksmuseum in Amsterdam.
Sinds 1996 bekleedt hij de leerstoel Kunst en Samenleving aan de Universiteit van Amsterdam.
Hij kreeg nationale bekendheid door publicaties, lezingen en vooral door
de presentatie van de televisieprogramma's Museumschatten en Beeldenstorm. |
|
Jong in Groningen – kunst uit de periode 1945-1975
loopt nog tot en met 29 november 2009
|
Voor meer info zie:
Groninger Museum
|
|
Naar overdenking |
|
© 2009 Trankiel
|
|
|
|